Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/65

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

65

zoemde er even omheen, sloeg er op neer, dat alle trossen in de buurt hingen te bungelen of er de wind nog doorvoer. Het zware dier klemde zich aan het twijgje, dat kromde onder zijn last, en liep voorzichtig langs de steel van den hangenden tros; een lange hommeltong kwam te voorschijn en, nog geen meter van mij af, deed de zwart met roode hommel zijn werk. Diep en krachtig dreunde de basstem van het dier, telkens als het van de eene tros op de andere overvloog; en, nu rechts dan links omzwenkend, opende hij een voor een de ronde, half ontloken bloemknoppen.

Het dier stoorde zich in 't geheel niet aan mijn nabijheid, het liet mijn potlood naderen tot ik het bijna aanraakte en vloog dan op een ander trosje over; hij zoemde alleen wat sterker, boos over de flauwe plagerij en 't noodeloos oponthoud, dat er door veroorzaakt werd. Heel anders deed een wesp, een groote, in geel met roode tenue. Wat een schuw dier is dat, vergeleken bij zoo'n lobbes van een hommel! Ook de wesp bezocht een tiental bloemen achtereen; ook hem was 't, denk ik, om den honing van de berberis te doen; maar zenuwachtig gejaagd of wispelturig vloog hij nu hier dan daar. Eerst vermoedde ik dat hij om de zweefvliegen kwam, en ze naar wespenaard als een echt roofdier van achteren bij het drinken zou bespringen, maar deze wesp althans kwam met vredelievende bedoelingen. Eventjes had ik gegronde hoop op een botsing en een gevecht tusschen hommel en wesp; ze zijn aan elkaar gewaagd als buffel en tijger. Maar bij de ontmoeting, die werkelijk volgde, schenen beide zoo verschrikt, dat ze vluchtten in tegengestelde richting.

Nu was de afleiding voorbij, en ik keek weer van bloem naar papier, van papier naar bloem. Maar 't zou niet zonder stoornis gaan dien dag; een tuinfluiter had al een poos op

5