Pagina:HeimansEli1906WandelenEnWaarnemen.djvu/99

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

99

en blauwer dan te voren, houdt hij nu de wacht; vliegt zelfs groote watertorren en kikkers aan, als ze het nest te dichtbij komen naar zijn zin.

Nog een laagje fijn zand er over, dat nu nog maar één opening vrij laat, en de zorgzame vader gaat bijna op zijn kop voor die opening staan. Hij zwaait voortdurend met zijn borstvinnen versch water in het nest, opdat de eieren nooit gebrek aan zuurstof krijgen.

Ook brengt hij wel eens een tweede rij palissaden aan of overdekt zijn schat met een dunne laag sprietjes of plantenvezels.

Na een dag of tien komen er al jongen uit de eieren; maar pa oordeelt, dat het nog niet goed is, om al naar buiten te gaan. De jonge vischjes, die er anders over denken, brengt hij in den bek weer naar binnen. Na den 16den dag krijgt hij het te druk met naar binnen dragen, dan geeft hij het op en de heele zwerm mag uit, hij voorop, de kleintjes achter hem aan, zoo gaan ze eens rond kijken in alle hoeken.

Bij deze wandeling houdt het mannetje nog steeds den vijand op een afstand, maar na nòg een paar dagen, bemoeit hij zich niet meer met de jongelui. Die moeten, nu hun dooierzak, als provisie uit het nest meegekregen, is opgeteerd, maar voor zichzelf zorgen.

Ze blijven lang bij elkaar, ook broedsels uit verschillende nesten vereenigen zich tot scholen, en zoo zien we in Juli en Augustus vaak ontelbare massa's stekelbaarsjes als soldaten in 't gelid, door onze grachten, kanalen en riviertjes zwemmen.

Het aantal nesten, dat goed en wel uitgebroed moet zijn, om zoo'n massa stekeltjes te kunnen doen rondzwemmen, is verbazend. Elk nest toch bevat zelden meer dan vijftig eieren, van twee of drie wijfjes afkomstig.

En van zoo'n vijftigtal blijven er in een groot aquarium,