Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/24

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
En al die kindren en die ouden
hadden het niet gedacht,
en ook niet de stem die boven de wouden
nog zong in den nacht —

die was altijd in 't leven geweest
haar eenig lam,
die blaatte nu nog als een eenzaam beest
of ze bij hem kwam,

die was het eenige vuur geweest
voor hare handen,
daar kwam ze 's avonds erg bevreesd
uit de menschelanden,

die was het droomen en lavende slaap
voor haar in 't leven geweest,
die stond nu boven, een eenzaam schaap,
een blatend beest.

Maar toch ze ging en ze sleurde mee
in een sleep,
kindren en klanken, in zwarte zee
ging alles scheep,

en 't dreef nog even, het water zwart
vonkte van diamant,
in die groote schipbreuk brak ook het hart,
alles zonk, het laatst de hand.