Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/27

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


Het is weebleekerig grijs,
het regent wat,
de wind zingt een arme wijs,
de daken zijn nat.

Menschen gaan langzaam aan,
noemen het werken,
ernstig dagelijks gaan
zonder te merken.

O, om een lichte bleeke meid
die nu opbloeie,
wat weeïge leleiheid
mij, warme, moeie.