Naar inhoud springen

Pagina:Herman Gorter-De wereldrevolutie (1918).djvu/62

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

54

oorlog voerden tegen den buitenlandschen vijand: de Hindenburgs, de Fochs, de Haigs, de Perkins' [1].

In een woord: het Kapitaal, de kapitalistische heerschers zuilen het Kapitaal probeeren te redden, daardoor, dat zij den staat en het leger gebruiken tot het maken van de grootst mogelijke meerwaarde voor zich, door de vreeselijkste onderdrukking, en den vreeselijksten nood van het Proletariaat.

Op die manier alleen is het mogelijk dat het Kapitaal zich redt, en een nieuwe kapitalistische maatschappij vestigt.

Maar het Proletariaat, de arbeiders en de werkeloozen, de verminkten, de kleine burgers en boeren, de weduwen en weezen kunnen dit niet toelaten.

Zij moeten zich verheffen, opstaan tegen deze wijze.

En daar er voor het Kapitaal geen andere wijze is, moeten zij opstaan tegen het Kapitaal zelf.

En daar er voor het Kapitaal geen ander middel is dan de staat, moeten zij opstaan tegen den staat.

Zij moeten de revolutie maken tot opheffing van den staat, en van het Kapitaal.


De strijd tegen het Imperialisme is werkelijk geworden tot den strijd voor het Socialisme, tot de Sociale Revolutie.


Maar kan het Proletariaat datgene doen, wat het Kapitaal niet kan? Kan het dit, kan het dit beter en vlugger? Kan het al de millioenen arbeiders loon geven, en helpen? Kan het terzelfder tijd zich zelf en de geheele bevolking, en de geheele menschheid helpen? Kan het datgene wat het Kapitaal niet kan?

Ja, het kan het.

Het kan het, omdat de vele hindernissen, die er zijn voor het Kapitaal, voor de kapitalistische klasse, voor het Proletariaat niet bestaan.

Weliswaar is het ook voor het Proletariaat een zeer moeilijke taak, om uit een zoodanige verwoesting, uit zulke eindelooze puinhoopen een nieuwe maatschappij op te bouwen. Het proletariaat komt als het ware in een failliete zaak.

  1. Dit is het wat Hindenburg eigenlijk meende, toen hij in een proclamatie tot de arbeiders zeide: „Denkt niet aan datgene, wat na den oorlog komt". Hij wilde zeggen: „Wacht zoolang met denken, tot ik de handen vrij heb om u te bestrijden".