Pagina:Hertogenbosch en derzelver inwoners bij het begin der negentiende eeuw.djvu/27

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
( 19 )

zoeken te behagen door zulke werken, waaräan Hij geen welgevallen heeft, maar die veel meer tegen zijne verheerlijking inlopen." – "In onze dagen," zo ſpreekt een ander Schrijver, "word het woord Bijgeloof in drieërlei betekenis genomen: 1. Voor den dienst van valſche, of afgoden. 2. Voor zulk enen eerdienst, den enigen waren God toegebragt, waarbij ene wufte menigte den Allerhoogſlen, door dwaze en beſpotlijke bedrijven, ſchandelijk zoekt te behagen, met ter-zijde-ſtelling van ware Godsvrucht en Deugd, en 3. Voor ene dweepächtige ligtgeloovigheid, en vreesvollen eerbied voor onbekende krachten, en vermogens, die, daar ze de gewone natuurkrachten ſchijnen te overtreffen, door alles voor goede munt aannemende Menſchen, aan den invloed van Geesten en Duivelen worden toegeſchreven[1]" – Alle deze soor-

ten-
B2
  1. Rechtsgeleerd-Staatkundige Verhandeling over de vraag: Of de Wetten mogen ingerigt worden naar Dwalingen en Bijgelovigheden? door J. M. van Geuns, Matthiasz. in het Vaderlandsch Magazijn van Wetenſchap, Kunst en Smaak. I Deel. II. Stuk. Bl. 159.