Pagina:Hertogenbosch en derzelver inwoners bij het begin der negentiende eeuw.djvu/28

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
( 20 )

ten van Bijgeloof heerſchen onder de Roomſchen in de Meiërij, en gaan daar altijd ſamen gepaard. Dit Bijgeloof ontſpruit niet alleen uit onkunde of uit onöplettendheid, dat men alles, wat men al of niet geloven moet, niet naauwkeurig en onbevooröordeeld genoeg kan of wil onderzoeken; maar hetzelve vloeit ook vooräl voord uit ſtellingen, die men in de kindsheid, eer men denken kan, voor zekere bewezene waarheden aanneemt, en dan, wat meer is, dezelve nog vasthoud zelfs in enen meer gevoorderden ouderdom, of liever zijn geheel leven door. – Zijn deze gezegdens waarheid, gelijk zij in de daad zijn, dan zal zich niemand langer verwonderen, dat het domſte Bijgeloof in de Meiërij zijnen zetel gevestigd heeft, en wel zó vast, dat 'er wonderen zouden moeten geſchieden, eer men denzelven zou kunnen doen wankelen, ik laat ſtaan, om verre werpen.

De Kinderen der Roomſche Meiërijënaars worden in het Godsdienſtige onderwezen op ene wijze, welke wel beäntwoord aan het oogmerk en voordeel van den Priester, doch geenzints om denzelven ene juiste kennis van den Roomsch-Katholijken Godsdienst, en nog veel

min