Pagina:Hertogenbosch en derzelver inwoners bij het begin der negentiende eeuw.djvu/29

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
( 21 )

minder, om hun ene zuivere kunde van den eenvouwigen Christlijken Godsdienst in te boezemen. – – Het is overbekend, dat elk een, die in de Meiërij een Lidmaat der Roomſche Kerk is, jaarlijks enige ſtuivers, naar mate de grootte der Gemeente, zo genoemd Communicanten-geld aan den Priester moet betalen; ligt een Lidmaat op zijn uiterſte, dan moet aan hem het laatſte Olijſel en den Ouwel worden toegediend; komt hij te ſterven, dan moet hij beäard worden[1], 'er word terſtond ene Zielmisſe voor gelezen, of behoort hij onder de Vermogenden, dan word die Misſe zingende verrigt, dit kost meer Geld en is bijgevolg ook veel beter voor de Ziel des Overledenen; vervolgends word 'er alle Maanden een Lijkdienst voor gehouden, dit duurt één Jaar lang; en

ein-
B3
  1. Het beäarden beſtaat hierin: Het Lijk in de Kist gelegd zijnde, word van den Priester, onder het uitſpreken van enige woorden, met gewijd water geſprengd en bewijrookt; eindelijk, na nog enige cerimonieën, doet de Priester driemaal wat aarde in de Kist, zeggende: Here! Gij hebt hem van aarde gemaakt, met beneren en zenuwen hebt Gij hem verſterkt, doe hem verrijzen ten jongſsten dage. Amen! Zie S. van Emdre, Historisch bericht van alle de Gezindteden, enz. Twede Druk. Bl. 177.