Pagina:Hertogenbosch en derzelver inwoners bij het begin der negentiende eeuw.djvu/45

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
( 37 )

voor welker waarheid hij alle bewijzen heeft, niet alleen in twijfel trekt, maar ze zelfs als onwaarheden verwerpt."Hieruit vloeit derhalven van zelfs voord, dat met verkeerdlijk zulke Menſchen Ongelovigen noemt, welke van ſommige dingen niets gehoord hebben, en ze dus ook niet als ene waarheid kunnen aannemen. – "Ligtgelovigheid is, als men zaken, hoe dwaas ook, zonder enig onderzoek, zonder voldoende redenen, als waarheid gelooft, en aan dezelve, hoe onwaarſchijnlijk zij ook wezen mogen, zijne toeſtemming geeft."

Het Ongeloof heeft in de Meiërij zijnen zetel zeer vast gevestigd; dit heeft bijna geen bewijz nodig. – Het Ongeloof vloet voord uit domheid en vooröordelen, of ook wel uit haat en vijändſchap tegen den Godsdienst van anderen. Het is bij de Roomſchen ene, bijna algemeen aangenomene en bewezens, ſtelling, dat een Hervormde, in het ſtuk van Godsdienst, nimmer waarheid kan ſpreken[1], dewijl zijn Godsdienst te veel verſchilt van dei der Roomſche Kerk, bij welke alleen de waar-

heid
 
  1. Zie boven Bl. 12.
C3