Pagina:Hertogenbosch en derzelver inwoners bij het begin der negentiende eeuw.djvu/63

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
( 55 )

en waarlijk – hij is ook bijna nergens anders toe in ſtaat. Men mag de volgende woorden van den Abt Pluche[1] met het volſte recht wel op de Meiëijënaars toepasſen: "De gehele geleerdheid van het gemene Volk beſtaat in die ſoort van Historie–kennis" (naamlijk van vertellingen van hekzen, van diefſtallen, van moorden, van doodſtraffen, van wonderlijke dromen, van eunjers, ſpoken en kaboutermannetjens), "en zulke vertellingen maken diepe kwetzuren in de inbeelding, en brengen 'er dikwerf ene verkeerdheid in te wege, die niet meer te regt te brengen is, of ene vreesächtigheid en ene neiging tot den ſchrik, die noch door de jaren, noch door de overdenking te genezen zijn." – Verhaal den Meiërij-bewoneren de ſchoonſte, de edelmoedigſte en menschlievendſte trekken uit het leven van waarlijk grote Mannen, dit zal hen niets roeren, zij blijven koud en ongevoelig; vertel hun integendeel het leven van enen ingebeelden Heiligen, ſchoon nog zo dwaas en onwaarſchijnlijk, gij vindt aandachtige horers niet alleen, maar

uw
 
  1. Schouwtoneel der Natuur. Deel XI. Bl. 92.
D4