Pagina:Het Koninkrijk Deel 02 Neutraal (1969).djvu/14

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

'WAT DAN DE KONING PERSOONLIJK DOET?'

Laat ons duidelijk aangeven wat wij nu voornemens zijn. Wij schrijven geen uitgebreide biografie van koningin Wilhelmina, niet eens een beknopte levensschets; wat wij aan feiten (persoonlijke en zakelijke) willen vermelden, heeft slechts één bedoeling: duidelijk te maken waarom zij in de tweede wereldoorlog handelde zoals zij deed - deed in dat 'onafgebroken werken, zwoegen en scheppen', waarvan, tijdens haar eigen inhuldiging, koningin Juliana met betrekking tot haar moeder gewaagde. Dat doet reeds onmiddellijk de vraag rijzen: wat waren binnen het Nederlandse bestel eigenlijk de mogelijkheden voor eigen ingrijpen waarover de drager of draagster van de kroon beschikte» 'De koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk' - met dat artikel begon, sinds 1848, het gedeelte van de Grondwet dat 'de macht des konings' behandelde. 'Wat dan de koning persoonlijk doet?' - Struycken had in 1909 die vraag gesteld en hij was zijn antwoord aldus begonnen: 'Slechts in mysterious half-lights and vague shadows kan het worden omschreven... Uit ondervinding weten het ten onzent slechts weinigen, en dezen zwijgen er over.'[1] Dat zwijgen zou ons niet passen. Veeleer leek het ons aanbevelenswaardig, dit hoofdstuk te beginnen met de beschrijving van het conflict dat zich in 1918, in een periode van angstige nervositeit en uiteraard in diep geheim, tussen koningin Wilhelmina en de meeste ministers voordeed.[2]

Wij willen op dat conflict (dat, als de meeste conflicten, wel zijn diepe wortels gehad zal hebben) niet verder ingaan; wij willen er ook geen woord commentaar aan toevoegen; ons ging het slechts om één ding: aan de hand van dat ene voorbeeld (dat men natuurlijk niet generaliseren mag) aan te

  1. A. A. H. Struycken: Ons Koningschap. College in het Nederlands staatsrecht, gegeven in de Universiteit van Amsterdam op 4 mei 1909, p. 25.
  2. Een tweede conflict deed zich in juni 1918 voor. Bij het zenden van een door enkele marine-eenheden gedekt convooi naar Nederlands-Indië wilde de ministerraad zich houden aan door de Engelsen gestelde voorwaarden. De minister van marine, vice-admiraal J. J. Rambonnet, vond dat onwaardig en trad af. Prompt benoemde de koningin hem tot adjudant in buitengewone dienst, Cort van der Linden droeg zij op, aan de minister van buitenlandse zaken, jhr. dr. J. Loudon, mee te delen dat zij zijn beleid afkeurde. Blijkens de notulen van 26juni 1918 besloot de ministerraad daarop, 'dat de tijdelijke voorzitter bij brief aan Hare Majesteit zal mededelen dat de overige ministers in die aangelegenheid solidair staan met de minister van buitenlandse zaken cn, ten gevolge van de afkeuring door Hare Majesteit van het ten deze gevoerd beleid, gezamenlijk met de minister van buitenlandse zaken hun ontslag aan Hare Majesteit zouden wensen aan te bieden, doch daarvan zullen afzien, omdat op dit ogenblik een zodanige ontslagaanvraag in strijd met 'slands belang zou zijn, terwijl buitendien de collectieve ontslagaanvraag van het kabinet in verband met de nieuwe verkiezingen eerdaags zal geschieden.' (Bescheiden buitenl. politiek 1917-1919 I, p. 586.)

7