Pagina:Het Koninkrijk Deel 02 Neutraal (1969).djvu/67

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

WAAKZAAMHEID

nen van politieke aard maar 'omdat het materieel opgesoupeerd werd.'[1] Dat Hitler minder scrupuleus was dan het Haagse departement van buitenlandse zaken, zal geen verbazing wekken. Hij gaf eind december '39 het Auswärtige Amt instructie om, mochten er van regeringen als de Nederlandse weer klachten komen over vluchten van Duitse militaire vliegtuigen boven neutraal territoir, ijskoud te ontkennen dat het Duitse toestellen geweest waren; was er een neergeschoten, dan lag, erkende hij, de zaak wat moeilijker: dan zou men verder zien.[2]

Voor de Koninklijke Marine was het evenmin als voor de luchtmacht eenvoudig om met de beschikbare krachten de veelheid aan taken uit te voeren die al uit de Neutraliteitsproclamatie voortvloeiden. Naast de waarschuwingsdienst die uit de veertig posten van de marinekustwacht bestond, werd een bewakingsdienst in het leven geroepen om in de territoriale wateren te patrouilleren. Enkele zeesleepboten en trawlers werden daartoe gevorderd: de marine had niet genoeg eigen vaartuigen. Van de grotere eenheden was er vaak een nodig om Duitse kustvaarders te begeleiden die uit de Duitse Noordzeehavens naar Hoek van Holland voeren of terug. 'Het was', verzuchtte de chef van de marinestaf,

'eenvoudig bijna een onmogelijkheid om de dienst te laten marcheren... Er is zelfs een kanonneerboot, Hr. Ms. 'Flores' uit Indië teruggeroepen, terwijl zij deze daar toch ook broodnodig hadden, om hier aan de kust maar iets meer te hebben.'[3]

Vóór die kust werden door de marine omvangrijke mijnenvelden gelegd en onderhouden: voor een deel bestonden die uit mijnen die van een in 1907 ontworpen type waren en regelmatig gelicht en nagezien moesten worden. Dan raakten er mijnen op drift door zware stormen of ijsgang: men moest voor vervanging zorgen. Het naderen van de kust werd, afgezien nog van die mijnenvelden, bemoeilijkt doordat alle grote kustlichten noord van Egmond aan Zee gedoofd waren. Kwamen handels- of passagiersschepen van oorlogvoerende mogendheden de nog geopende havens binnen (Delfzijl, Harlingen, IJmuiden, Hoek van Holland of Vlissingen), dan werden zij zorgvuldig doorzocht; hadden zij kanonnen aan boord, dan werden enkele niet te vervangen onderdelen tot het vertrek in depot genomen; radio-antennes moesten neergehaald worden. Ook dat werd door de Neutraliteitsprocla-

  1. Getuige J. H. Droste, Enq., dl. I c, p. 352.
  2. Notitie, 22 dec. 1939, van de vertegenwoordiger van het Auswärtige Amt bij Hitlers staf voor Staatssekretär Wörmann (FO/SD, 239556).
  3. Getuige F. J. Heeris, Enq., dl. II c, p. 203.

61