Als men nu met die feiten Canon 2101 van het Kerkelijk Wetboek vergelijkt: „Het onderzoek over de deugden mag eerst begonnen worden 50 jaren na den dood van een Dienaar Gods”, dan moet men tot nu toe het voorspoedig verloop van dit zalig- en heiligverklaringsproces van Pater Donders erkennen en prijzen.
Moge op 14 Jan. a.s. de waardige viering van den 50sten verjaardag van Pater Donders’ heiligen dood een gunstigen invloed hebben op het verdere verloop van het proces zijner zalig- en heiligverklaring.
Reeds in ’t zicht!
Behalve den aanstaanden 50sten verjaardag van Pater Donders’ heiligen dood zijn reeds drie andere zeer merkwaardige gedenkdagen in ’t zicht. Wij noemen ze hier reeds, omdat zij al onze Lezers en Lezeressen interesseeren en omdat al onze Lezers en Lezeressen dan nog vuriger zullen bidden; 1o voor het voorspoedig verloop van het proces der zalig- en heiligverklaring van den Eerbiedw. Petrus Donders; 2o voor een eventueele bespoediging van de zalig- en heiligverklaring van Gods Dienaar. Deze dagen zijn:
16 Juli 1939 eeuwfeest van het Groot-Seminarie Haaren, dat voor ’n eeuw door de Theologanten, ook door ’t heilig Peerke, ging bewoond worden.
5 Juni 1941 eeuwfeest der priesterwijding van den Eerbiedwaardige op Duinzicht, te Oegstgeest.
16 Sept. 1942 eeuwfeest der komst van den Eerbiedwaardige te Paramaribo, in Suriname.
Wat ware het schoon, als bij gelegenheid van een dezer eeuwfeesten de zaligverklaring van den Eerbiedwaardige kon plaats hebben!
Laten wij daarom bidden en onze offertjes brengen.
O God, verheerlijk meer en meer Uwen Dienaar, den Eerbiedwaardigen Petrus Donders!
Pater Donders in beeld.
21. — De Eerbiedwaardige Petrus Donders, naar Albin Windhausen.
Nu om verschillende redenen het uiterlijke van ons tijdschrift in modernen trant veranderd is, willen wij in het tekst-gedeelte, op bl. 1, allereerst reproduceeren het beeld van den Eerbiedwaardige, dat de laatste twee jaren den omslag van ons orgaan heeft gesierd. Deze reproductie sluit aan bij de vorige van denzelfden Roermondschen kunstenaar A. Windhausen in jg. 15 bl. 113 en jg. 16
