den heer F. W. Hooper, die kortelijks aan de verdiensten van de heer en Deane en Gonn, de beide voorgangers van den tegenwoordigen directeur, herinnerde. Daarna werd het woord gegeven aan schrijver dezes, voor het houden van de volgende feestrede.
De evolutie der organische wezens was tot nu toe eensdeels een voorwerp van diepe bewondering, en anderdeels van vergelijkende studie. Uit de algemeene verschijnselen die de verwantschap van planten en dieren ons overal in de natuur doet zien, meende men den gang der ontwikkeling zelve te kunnen afleiden.
Thans is dit anders geworden. Men is niet meer tevreden met de kennis van de groote lijnen van het proces, men wil tot in de fijnste bizonderheden daarvan doordringen. Men wil nieuwe soorten zien ontstaan, en onderzoeken door welke wetten haar ontstaan beheerscht wordt, en van welke invloeden het afhankelijk is. Men wil trachten deze kennis zóó uit te breiden, dat het eenmaal mogelijk zal zijn, zelf in de verandering der soorten in te grijpen. Het is niet voldoende, ons deel te hebben in de vruchten van het werk der natuur; wij willen ook ons deel in het werk zelf hebben. Ja, wij willen trachten het werk te beheerschen en te leiden, ten einde nog betere vruchten te verkrijgen.
Ongetwijfeld is dit een hoog en verheven doel. Maar door den bouw van dit laboratorium zijn de voorbereidingen getroffen, die noodig zijn om het te be-