Naar inhoud springen

Pagina:Het Yellowstone-Park (1904).djvu/66

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

60

latere overvloeiïngen de groene en roode en bruine en gele wieren in alle schakeeringen van den regenboog, tot bijna zuiver zwart toe, welig tieren. Ginds het zuiverste wit, hoogstens in licht zwavelgeel overgaand, hier een rijkdom van fraaie en meestal schitterende kleuren, in de grootste wisseling die men zich denken kan.

Het kookpunt van water ligt, op de hoogte waarop het geheele Yellowstone-park gelegen is, niet zooals bij ons, bij 100° C. of 212° Fahrenheit. Het is aanzienlijk lager en bedraagt slechts 92° C. of 198° Fahr. De hoogste temperaturen, waarbij wieren levend gevonden werden, waren omstreeks 85° C. of 185° Fahr., dus slechts weinige graden lager dan het kookpunt. Het zijn verschillende soorten van draadvormige bacteriën, waarvan sommige de witte golvende wanden van de vijvertjes bekleeden, en andere in lange, buigzame en door de stroompjes heen en weer bewogen draden van meest bleek gele kleur in de overvloeibeekjes gezien worden. Onder de laatste speelt vooral de zwavelbacterie of Beggiatoa (zoogenoemd naar een Italiaansch plantkundige) een hoofdrol. Zij ontleedt de zwavelzure zouten, maakt de zwavel vrij, zet die in korreltjes in haar cellen af en verkrijgt daardoor haar gele kleur. Zij leeft in water van 150—165°. Hoogere temperaturen verdragen Leptothrix laminosa (135—185° F. = 58°— 85° C.) en Phormidium (165° F.)

De gewone levensgrens voor planten ligt omstreeks 50° C. of 120° Fahr. Zoodra het water een lageren warmtegraad bereikt heeft, laat het den groei van eigenlijke wieren, met echt bladgroen, toe. Talrijke soorten, alle met een zeer eenvoudigen cellenbouw, worden dan aangetroffen. Zij behooren tot verschillende