Pagina:Het gezantschap der Neêrlandtsche Oost-Indische Compagnie - Nieuhof 1665.djvu/17

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
OPDRACHT.

Onder meenighten van andere gewesten, die buyten Europe zyn gelegen, en verhaalwaardige vreemdigheden in haaren schoot beslooten houden, heeft zelf Sina, 't vermaarste, gezegentste, vrugtbaarste en uitterste gedeelte van geheel Asie, endelijk meê haare Poorten voor den Europer moeten ontsluyten, en alle haare gedenkwaardigste geheimenissen (waar na zoo veele eeuwen d'Europische volken vruchteloos gestaan hebben) ten toon stellen en ontdekken; hoewel by beurten en met een ongelijke uitdeilingh, zoo wel van waarachtige als onwaarachtige dingen, waar door veele naukeurige onderzoekers tot op dezen dag van verscheyde zaken des Sineeschen Ryks versteken zyn gebleven, en noit de keern van alle hare vreemdigheden recht hebben smaken kunnen. Want dewijl eenige, die voor dezen van dit uitterste gewest van Asie iets hadden op het papier gebracht, veel meer de waarheit met ydele beuzelingen, en buitenspoorige verzierselen verdonkert en verduistert hebben, zoo schijnt dit d'eenigste oorzaak te zijn, waardoor vele, die door eigen ondervinding niet verlicht waren, en zich op het verhalen van andere verlieten, achter de grondige kennis, van 't geen 't rijk Sina in haar besluit, niet en zijn gekomen.

Dewyl nu verscheide geleerde mannen verstaan hadden, dat myn Broeder in den jare 1655. en 1657. het Sineesche Gezantschap (uit last van de Neerlantsche Oost-Indische Compagnie door den E. Heer Generaal Johan Maatzuyker van Batavie aan den Grooten Tartarischen Cham of Keyzer van Sina afgezonden) mee hadt helpen bekleden, en een bondig werk van alles, 't geen op de reyse was voorgevallen, op sijn vertrek van sijnen tweeden tocht na Oost-Indiën, my in handen, om deze dierbare Schatten niet aan de woeste Zee en holle golven te betrouwen, had

*4