Pagina:Het gezantschap der Neêrlandtsche Oost-Indische Compagnie - Nieuhof 1665.djvu/27

Uit Wikisource
Er is een probleem opgetreden bij het proeflezen van deze pagina
1
 

Nauwkeurige Beschrijving
VAN
't GEZANDSCHAP
der Oost-Indische Maatschappy,
AAN DEN
Grooten Tartarischen Cham, of Sineeschen Keizer,
na Peking in Sina;

Gedaan door de Eed. Heeren
Pieter de Goyer,
en
Jakob de Keyzer,
Door last van den Eed. Heere, den Heer Generaal
JOHAN MAATZUIKER,
En de E. Eed. en Groot-Achtbare Raden van Indiën.

Vertrokken van Batavie, den veertienden van Hooimaand, des Jaars 1655;
En daar weder op gekeert, den een-en-dertigsten van Lentemaant, 1657.

HET reizen buiten 's Lands, en 't bezoeken van vreemde Gewesten, was den Lakoners, om geene uitheemsche zeden aan te nemen, en zich niet tot het plegen van een ongeregelt leven hier door te begevenm uit kracht van een zekere ingevoerde Wet, ten hoogsten verboden, Men dreef ook by hen alle vreemdelingen, op dat d'Ingezetenen aan der zelve zeden en manieren niet zouden deelachtig worden, ter Stadt uit; en welk Burger zijne Kinderen na 's Lands wetten niet opbracht, en hen daar in niet onderwees, dien beroofdenze van het recht des Burgerschaps. Zo genegen waren deze Volken tot hun eigen Vaderland en hadden van 't reizen, uit hun Vaderland, zo eenen schrik, datze tegen zekeren Jongeling, alleen om dat hy den weg wiste, waar hene men na Pylea kon reizen, met bittere scheld-woorden zeer hevig uitvoeren. Maar deze wet en vreemde gewoonte hebben d'oude Grieken en Romeinen, die zich voorstaan lieten, dat het reizen buiten 's Lands, en wetenschappen uit vreemde Gewesten te halen, hen tot roem van eenen onsterffelijken naam by de Nakomelingen zou strekken, met recht verworpen. Want by d'aal-oude Schrijvers, door wien de daaden van 't Grieksche en Romeinsche volk op 't papier zijn gebracht, vind men aangetekent, dat zich, van aller geheugenis her, hooge en laege stants Perzoonen, tot het bezoeken van buiten-