Pagina:Het leven der bloem (1900).djvu/104

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
92
DE ROL DER HONIGKLIERTJES IN DE BLOEMEN


wij aan deze geleerden te danken hebben. Hier wensch ik slechts mede te deelen, dat zij voor een lange reeks van in Europa in het wild groeiende planten de insekten bespied en verzameld hebben, welke de bloemen bezoeken, en de wijze waarop zij daarbij den honig verzamelen en het stuifmeel op den stempel overbrengen, beschreven hebben. Aan deze beschrijvingen hebben zij telkens een volledige lijst der op elke soort van plant waargenomen honigzoekende insekten toegevoegd, en de vergelijking dezer lijsten stelde hen in staat, over het rijkelijker of zeldzamer bezoek van bloemen door insekten bepaalde regels op te sporen. Zoo vond Müller, dat in 't algemeen honigrijke bloemen veel meer bezocht worden dan honigarme. Ook in bizondere gevallen geldt deze regel, als men b.v. het talrijke bezoek onzer boterbloemen (Ranunculus acris, R. repens, R. bulbosus) met het geringe bezoek van het Zonnekruid (Helianthemum vulgare) vergelijkt, welks bloemen zoo sprekend op Boterbloemen gelijken, dat men ze op eenigen afstand er ter nauwernood van onderscheiden kan. Hetzelfde leert een vergelijking van verschillende soorten van vlinderbloemige planten, van de soorten van Spiraea's enz. Honiglooze bloemen, met vrij in de bloem staande meeldraden, worden bijna uitsluitend door enkele soorten van vliegen en kleine bijtjes bezocht, welke daar het stuifmeel verzamelen, om dit als voedsel te gebruiken. Enkele zuigende soorten van vliegen treft men soms in deze bloemen aan, doch zeldzaam, en steeds ziet men ze na enkele sekonden wegvliegen, klaarblijkelijk teleurgesteld in hun hoop om honig te vinden. Daarentegen vindt men stuifmeeletende kevers, zelfs zeer groote soorten (b.v. Cetonia) zeer dikwijls op zulke bloemen; deze doen er echter slechts schade, daar zij niet alleen stuifmeel in groote hoeveelheid eten, maar ook de stuifmeelknopjes, ja zelfs de stempels niet als voedsel versmaden. Het gemis van honig is dus zonder twijfel een nadeel, dat wel is waar in vele gevallen door andere voordeelige eigenschappen, b.v. uiterst overvloedige productie van stuifmeel, ten deele wordt opgewogen, maar toch steeds maakt dat de