Pagina:Het leven der bloem (1900).djvu/169

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
157
HET ONTSTAAN VAN BASTAARDEN.


wikkelen, niet in staat waren om buizen van de dubbele lengte te doen ontstaan, gelijk voor de bevruchting der langstijlige soort (M. longiflora) natuurlijk noodzakelijk is, Doch hieromtrent zijn nog geen onderzoekingen gedaan, en wij moeten ons dus tot het mededeelen van dit vermoeden beperken.

In elk geval leeren ons de beide beschreven voorbeelden, dat er in de eigenschappen der stuifmeelkorrels en der vruchtbeginsels nog een aantal hinderpalen liggen, die de bastaardbevruchting kunnen bemoeielijken of onmogelijk maken. Welke deze hinderpalen zijn, is onbekend, doch zeker is het dat zij bij verschillende planten in zeer verschillende mate voorhanden zijn. Waarschijnlijk zijn het zulke hinderpalen, die het gebrek aan overeenkomst tusschen de systematische verwantschap en de resultaten der bastaardeeringsproeven veroorzaken, en wellicht zal door de studie dezer eigenschappen eenig licht over dit nog steeds duistere punt verspreid worden.

Tot nu toe hebben wij nagegaan, aan welke voorwaarden twee plantenvormen moeten voldoen, om met elkander bastaarden te kunnen voortbrengen. Thans willen wij trachten, de eigenschappen der bastaarden zelven te leeren kennen.

Over het algemeen dragen de bastaarden de kenmerken van hun beide ouders, en ontleenen zij daarbij ongeveer evenveel aan elk dezer, zoodat hunne kenmerken ongeveer het gemiddelde van die der ouders zijn. Volkomen in het midden tusschen de ouders staan zij niet; nu eens gelijken zij iets meer op de soort die het stuifmeel, dan weder iets meer op de soort die de eicel leverde. Doch deze verschillen zijn meestal zoo klein, dat zij door de individueele verschillen der bastaarden onderling grootendeels verdekt worden. Wanneer men tusschen twee soorten van planten twee soorten van bastaarden maakt, waarvan de eene de eerste soort tot moeder en de andere dezelfde soort tot vader heeft, zoo zullen deze beide bastaardvormen niet altijd volkomen aan elkander gelijk zijn, maar toch steeds zoo groote overeenkomst bezitten, dat het moeielijk is ze van elkander te onderscheiden.

Wanneer de beide ouders variëteiten eener zelfde soort, of zeer nauw verwante soorten zijn, en zij dus slechts in onder-