den daarmede later in den herfst op, en ontplooien in den regel ook veel rijker vertakte bloemgroepen, waarop dus gelijktijdig veel meer bloemen kunnen prijken. Doch van al deze bloemen geven slechts enkelen rijpe vruchten en zaden, en wel al naar gelang der soorten, of alleen de eerste, of alleen de laatste, of die welke zich in het midden van den bloeitijd ontwikkelen. Deze groote rijkdom aan bloemen maakt, gelijk te verwachten is, de bastaarden als sieraadplanten zeer gezocht.
Welk verband er tusschen de weelderige ontwikkeling der bloemgroepen en bloemen en het kommerlijk bestaan der meeldraden en stampers daarin bestaat, weet men nog niet. Doch zeker is het, dat er zulk een verband, ook onafhankelijk van de bastaardnatuur, bestaat, daar rijkbloeiende cultuurvarieteiten, die niet door bastaardeering verkregen zijn, in den regel eveneens een betrekkelijk zeer geringe vruchtbaarheid bezitten. Een dergelijke ontwikkeling van het eene orgaan ten koste van het andere is trouwens in de natuur niets ongewoons.
Met de weelderige ontwikkeling der vegetatieve deelen van de variëteitbastaarden en eenige soortbastaarden gaan gewoonlijk groote individueele verschillen gepaard. Deze uiten zich daarin, dat de verschillende bastaardplanten, die men uit de zaden van een enkele vrucht heeft zien opgroeien, onderling niet gelijk zijn, maar zoowel in grootte als in vorm van bladen, en vooral in de kleuren der bloemen, zeer uiteenloopen. Deze variabiliteit der bastaarden gaat enkele malen zoo ver, dat daarbij de grenzen, die door de eigenschappen der ouderlijke soorten gegeven worden, in het een of andere ja soms in verschillende opzichten overschreden worden. Vandaar dat bastaardbestuivingen in den tuinbouw een zoo rijke bron van nieuwe vormen opleveren.
Hoe grooter de variabiliteit der beide ouders was, des te grooter is in het algemeen de variabiliteit der bastaarden. Waren de ouders variëteiten of zeer veranderlijke soorten, zoo vindt men dikwijls onder groote aantallen bastaarden geen twee die in alle opzichten op elkander schijnen te gelijken; daarbij bezitten vele exemplaren dikwijls donkerder of grooter of welriekender bloemen, of fraaiere bladen dan de beide ouders, of overtreffen zij deze in eenig ander opzicht. De bastaarden van