liggen, en van den buitenkant van het knopje nergens meer iets te zien is. Het gele poeder kleeft nu aan dien vroegeren binnenwand overal, en bedekt dus het geheele knopje. De minste aanraking van het ruig behaarde lichaam van een bij met deze knopjes, is voldoende om een deel van het poeder af te strijken, en tusschen de haren van het dier te doen blijven hangen.
Fig. 19.
Meeldraden der Erwt.
Schijnbaar minder volledig is de wijze van opening bij de meeldraden van den aardappel, de heiplantjes, de berberis en de laurier. Bij de beide eerstgenoemden ziet men alleen aan den top der beide hokjes twee poriën, door welke al het stuifmeel te voorschijn moet komen. De meeldraden van de berberis en de laurier openen zich in plaats van met spleten, met kleppen, welke naar boven omslaan; de laatsten vertoonen daarbij de bizonderheid dat elk afzonderlijk hokje niet één, maar twee kleppen boven elkander heeft. Bij meeldraden met korte en breede knopjes ziet men niet zelden dat de hokjes zich door dwars liggende spleten openen.
Niet alle meeldraden zijn even eenvoudig gebouwd als de tot nu toe besprokene. Vele toch zijn in het bezit van meer dan één helmknopje, ja sommige dragen talrijke zulke knopjes, die dan alle door korte steeltjes aan den gemeenschappelijken helmdraad verbonden zijn. Zulk een meeldraad is met een samengesteld blad te vergelijken, als men voor ieder afzonderlijk blaadje zich een helmknopje in de plaats denkt. Ook bootsen de verschillende vormen van samengestelde meeldraden de typen der gevinde en handvormige bladen na. Het fraaiste voorbeeld leveren de meeldraden van verschillende soorten van Calothamnus, lage met de Myrten verwante heesters, die bij ons in oranjerieën niet zelden gezien worden.
Evenals de kelkbladen en de bloembladen bij vele bloemen onderling vergroeid kunnen zijn, en dan een wijdere of nauwere buis om de meeldraden en stampers vormen, evenzoo