Vergeet-mij-nietjes, zoo heet de bloemkroon stervormig. Loopt de buis, zich naar boven verwijdend, langzaam in den zoom over, gelijk bij de Tabak, zoo heet de bloemkroon trechtervormig, in dezen vorm dringen de insekten met hun kop en lichaam in het wijdste gedeelte der buis in, terwijl zij den bek door het nauwere deel naar den honig bewegen. Meelknopjes en stempel staan gewoonlijk in het wijdere deel. Bij de buisvormige bloemen, bijv. bij den Smeerwortel, ontbreekt de zoom, of is hij slechts zeer weinig ontwikkeld. Eindelijk moeten nog de kroes- of urnvormige bloemen onzer heideplantjes genoemd worden, die van onderen wijd doch van boven toegesnoerd zijn, zoodat de nauwe opening slechts den bek der insekten doorlaat.
Fig. 41.
Bloem van het groote
Leeuwenbekje.
Het zou mij te ver voeren, zoo ik van al deze vormen uitvoerig uiteenzetten wilde, hoe de meeldraden en de stijl er in geplaatst zijn, en hoe daardoor en door verschillende andere inrichtingen de insekten bij het zoeken naar honig gedwongen worden, het stuifmeel op te nemen en op den stempel te brengen.
Van de symmetrische bloemkronen zal ik de voornaamste vormen bij andere gelegenheden moeten bespreken, zoodat ik mij hier tot een bizonder geval, dat der Leeuwenbekjes, beperk. Het Vlasleeuwenbekje (Linaria vulgaris) komt bij ons op zandgronden algemeen voor, en is om zijn fraai gele bloemtrossen, en den honig in de sporen zijner bloemen algemeen bekend. In tuinen kweekt men het groote Leeuwenbekje (Antirrhinum majus fig. 41), in zeer verschillende, meest in het bruine of roode spelende kleuren. Aan een bloem dezer soort merkt men een wijde buis op, die van boven in twee lipjes gesplitst is. Op het eerste gezicht maakt de figuur den indruk alsof midden tusschen de beide lipjes nog een verheven deel der bloemkroon staat; in werkelijkheid is dit een plooivormig uit-