Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/100

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kant is niet zoo zeer de vreugde aan arbeid en eenvoud zelf als wel het welbehagen aan de natuurlijke liefde. Het herdersideaal leidt ons onmiddellijk over tot de vormen der erotische cultuur.

 
 

IV
DE VORMEN DER LIEFDE

Sedert de Provençaalsche troubadours der twaalfde eeuw het eerst de melodie van het onbevredigd verlangen hadden aangeheven, hadden de violen van het liefdelied al hooger en hooger gezongen, totdat alleen Dante het instrument meer zuiver bespelen kon.

Het was een der gewichtigste wendingen van den middeleeuwschen geest geweest, toen hij voor het eerst een liefdesideaal ontwikkelde met een negatieven grondtoon. De Oudheid had voorzeker ook het smachten en de smarten der liefde bezongen; maar was toch eigenlijk daar het smachten niet enkel gezien als het uitstel en de prikkel der zekere vervulling? En in het droef-eindend liefdeverhaal der Oudheid was niet de verijdeling van het verlangen het stemmingsmoment, maar het dramatisch door den dood afbreken der reeds vervulde min, zooals van Cephalus en Procris, van Pyramus en Thisbe. De aandoening van droefheid lag er niet in de erotische onbevredigdheid, maar in het treurig lotgeval. Eerst in de hoofsche minne der troubadours is de onbevredigdheid zelf hoofdzaak geworden. Er was een erotische gedachtenvorm geschapen, die vatbaar was om een overvloed van ethisch gehalte in zich op te nemen, zonder daarom ooit het verband met de natuurlijke vrouwenliefde geheel op te geven. Uit de zinnelijke liefde zelf was de edele vrouwendienst zonder aanspraak op vervulling voortgesproten. De liefde moest nu het veld zijn, waarop alle aesthetische en zedelijke volmaking des menschen bloeien moest. Zuiver vergeestelijkt "vulde zij zich met de heiligste vroomheid: la vita nuova.