Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/105

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wijze, met het heilige een aanraking moest zoeken, die zij lang te voren verloren had?

De erotiek moest, om cultuur te zijn, tot elken prijs een stijl zoeken, een vorm die haar bond, een uitdrukking, die haar bedekte. En zelfs waar zij dien vorm versmaadde en afdaalde van scabreuze allegorie tot de regelrechte en ongesluierde behandeling van het geslachtsleven, blijft zij haars ondanks toch nog gestyleerd. Het geheele genre, dat door een groven geest licht voor erotisch naturalisme gehouden wordt, dat, waar de mannen nimmer uitgeput en de vrouwen altijd willig zijn, is evengoed als de edelste hoofsche min een romantische fictie. Wat anders dan romantiek is de laffe verwaarloozing van alle natuurlijke en maatschappelijke complicaties der liefde, de bemanteling van al het leugenachtige, het zelfzuchtige en het tragische in het geslachtsleven met den schoonen schijn van een ongestoord jolijt? Ook hier is het de groote cultuuraandrift: de zucht naar het schoone leven, de behoefte om het leven schooner te zien dan de werkelijkheid het bood, de forceering van het liefdeleven in den vorm van een fantastischen wensch, maar thans door overdrijving naar den dierlijken kant. Ook hier een levensideaal: het ideaal der onkuischheid.

De werkelijkheid is te allen tijde slechter en ruwer geweest dan het verfijnd litteraire liefdesideaal haar zag, maar ook zuiverder en ingetogener dan de platte erotiek, die veelal als naturalistisch geldt, haar voorstelde. Eustache Deschamps, de brooddichter, pleegt in tal van komische balladen, waarin hij sprekend optreedt, zich tot de liederlijkste gemeenheid te verlagen. Maar hij is niet de werkelijke held van die obscene gevallen, en te midden ervan treft een teer versje, waarin hij zijn dochter op de voortreffelijkheid van haar gestorven moeder wijst.[1]

Als bron van litteratuur en cultuur moest het gansche epithalamische genre met al zijn uitloopers en vertakkingen steeds op de tweede plaats blijven. Het heeft tot thema de uiterste en volledige bevrediging zelve, het is directe erotiek. Maar datgene, wat tot levensvorm en levensversiering dienen kan, is de indirecte erotiek, die tot thema heeft de mogelijkheid der bevrediging, de belofte, het verlangen, het ontberen, de nadering van het geluk. Hier wordt de opperste bevrediging verschoven in het onuitgesprokene, omhuld met al de lichte sluiers der verwachting. De indirecte erotiek is daardoor alleen reeds van veel langer adem, bedekt een veel wijder levensveld. En zij kent de liefde niet alleen en majeur of met het lachende masker, maar is ook in staat, de smarten der liefde te verwerken tot schoonheid, en heeft daardoor een oneindig hooger levenswaarde. Zij kan in zich opnemen de ethische elementen van de trouw, den moed, de edele zachtmoedigheid, en zich zoodoende verbinden met andere strevingen naar het ideale dan naar dat der liefde alleen.

Geheel in overeenstemming met den algemeenen geest der latere Middeleeuwen, die al het denken tot het uitvoerigste wilde verbeelden en in systeem brengen, had nu de Roman de la rose aan de gansche erotische cultuur een vorm gegeven, zoo bont, zoo wel-sluitend en zoo rijk, dat hij was als een schat van profane liturgie, leer en legende. En juist het tweeslachtige van den Roman de la rose, werk

  1. Deschamps, VI p. 82, no 1151; zie b.v. V p. 132, no. 926, IX p. 94, c. 31, VI p. 138, no. 1184, XI 18, no. 1438, en XI p. 269, 286(1).