Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/106

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

van twee dichters van geheel verschillenden aard en opvatting, maakte hem nog bruikbaarder als bijbelboek der erotische cultuur: men vond er teksten in voor verschillend gebruik.

Guillaume de Lorris, de eerste dichter, had nog het oude hoofsche ideaal gehuldigd. Van hem was de bekorende opzet en de blijde, zoete verbeelding van het onderwerp. Het is het steeds gebruikte thema van een droom. De dichter ziet zich vroeg in een meimorgen uitgegaan, om den nachtegaal en den leeuwerik te hooren. Zijn pad brengt hem langs een rivier tot den muur van den geheimzinnigen tuin der liefde. Op dien muur ziet hij de beeltenissen geschilderd van Haat, Verraad, Dorperheid, Hebzucht, Gierigheid, Nijd, Droefgeestigheid, Ouderdom, Kwezelarij (Papelardie) en Armoede: de anti-hoofsche eigenschappen. Maar Dame Oiseuse (Ledigheid), de vriendin van Déduit (Vermaak), opent hem de poort. Daarbinnen leidt Liesse (Blijheid) den dans. De Liefdegod danst er met Schoonheid in de rei, waarin Rijkdom, Mildheid, Vrijmoedigheid (Franchise), Hoofschheid (Courtoisie) en Jeugd deelen. Terwijl de dichter bij de Narcissusfontein verzonken is in bewondering van den rozeknop, die hij daar ontwaart, schiet de Liefdegod hem met zijn pijlen: Beauté, Simplesse, Courtoisie, Compagnie en Beau-Semblant. De dichter verklaart zich Liefde's dienstman (homme lige), Amour sluit hem het hart met een sleutel, en ontvouwt hem liefde's geboden, liefde's kwaden (maux) en haar goed (biens). Esperance, Doux-Penser, Doux-Parler, Doux-Regard heeten de laatste.

Bel-Accueil, de zoon van Courtoisie, noodt hem tot de rozen, maar dan komen de bewakers van de roos: Danger, Male-Bouche, Peur en Honte, en verdrijven hem. Nu begint de verwikkeling. Raison daalt van haar hoogen toren, om den minnaar te belezen, Ami troost hem, Venus spant haar kunsten tegen Chasteté, Franchise en Pitié brengen hem naar Bel-Accueil terug, die hem toestaat, de roos te kussen. Maar Male-Bouche vertelt het, Jalousie komt aanloopen, en nu wordt om de rozen een sterke muur gebouwd. Bel-Accueil wordt in een toren opgesloten. Danger en zijn gezellen bewaken de poorten. Met een klacht van den minnaar eindigde het werk van Guillaume de Lorris.

Toen is Jean de Meun gekomen, vrij wat later waarschijnlijk, en heeft het voortgezet met een veel omvangrijker vervolg en slot. Het verder verloop van de handeling, de aanval en vermeestering van het kasteel der rozen door Amour met al zijn bondgenooten, de hoofsche deugden, maar ook Bien Celer, Faux-Semblant, verdrinkt bijna in den vloed van uitweidingen, beschouwingen, verhalen, waarmee de tweede dichter het werk tot een ware encyclopaedie heeft gemaakt. Maar wat vooral van gewicht is: hier sprak een geest, zoo onbevangen, zoo sceptisch-koel en cynisch-wreed, als de Middeleeuwen zelden hebben opgeleverd, daarbij een hanteerder der Fransche taal als weinigen. De naïeve, lichte idealiteit van Guillaume de Lorris werd overschaduwd door den ontkennenden geest van Jean de Meun, die niet aan spoken en toovenaars en ook niet aan trouwe liefde en vrouwelijke eerbaarheid geloofde, die voor pathologische problemen oog had, die aan Venus, Nature en Genius de stoutste verdediging van zinnelijken levensdrang in den mond legde.