Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/110

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ontwakende voelt hij zijn hart hem ontvlieden, "moyennant les plumes et les eles de diverses pensees, d'un lieu en autre jusques a la court saincte de crestienté." Daar ontmoet het Justice, Conscience en Sapience, en hoort, hoe Chasteté den Fol amoureux, dat is Jean de Meun, aanklaagt, die haar van de aarde met al haar volgelingen verbannen heeft. Haar "bonnes gardes" zijn juist de booze figuren van den roman: "Honte, Paour et Dangier le bon portier, qui ne oseroit ne daigneroit ottroyer neïs (pas même) un vilain baisier ou dissolu regart ou ris attraiant ou parole legiere." Een reeks van verwijten slingert Kuischheid den Fol amoureux tegen: hij laat door de vermaledijde oude vrouw leeren, "comment toutes jeunes filles doivent vendre leurs corps tost et chierement sans paour et sans vergoigne, et qu'elles ne tiengnent compte de decevoir ou parjurer." Hij hoont het huwelijk en het kloosterleven; hij richt al de fantazie op de vleeschelijke lusten, en wat het ergste is, hij laat door Venus, door Nature, zelfs door Dame Raison de begrippen van het Paradijs en de christelijke mysteriën vermengen met die van het zingenot.

Inderdaad, daar school het gevaar. Het groote werk met zijn vereeniging van felle zinnelijkheid, hoonend cynisme en elegant symbolisme wekte in de geesten een sensueel mysticisme, dat den ernstigen theoloog een afgrond van zondigheid moest schijnen. Wat had niet Gerson's tegenstander, Pierre Col, durven beweren![1] Alleen de fol amoureux zelf kan over de waarde van die dolle passie oordeelen; wie haar niet kent, ziet haar slechts in een spiegel en een raadsel. Hij leende dus voor de aardsche liefde het heilige woord van den brief aan de Corinthen, om van haar te spreken, zooals de mysticus het van zijn ekstase doet! Hij waagde het, te verklaren, dat Salomo's hoogheid tot lof van Pharao's dochter is gedicht. Zij die het boek van de Rose hebben gesmaad, hebben voor Baal hun knieën gebogen. De Natuur wil niet, dat één man één vrouw genoeg zij, en de Genius der Natuur is God. Ja, hij durft Lucas II 23 misbruiken, om uit het evangelie zelf te bewijzen, dat eertijds de vrouwelijke geslachtsorganen, de roos van den roman, heilig zijn geweest. En vol vertrouwen in al die blasphemie roept hij de verdedigers van het werk op, een turbe van getuigen, en dreigt Gerson, dat deze zelf vervallen zal in een zinnelooze liefde, zooals het anderen godgeleerden vóór hem is gebeurd.

Het gezag van den Roman de la rose is door Gerson's aanval niet getaand. In 1444 biedt een kanunnik van Lisieux, Estienne Legris, aan Jean Lebègue, griffier van de rekenkamer te Parijs, een Répertoire du roman de la rose van zijn hand.[2] Nog in het laatst der vijftiende eeuw kan Jean Molinet verklaren, dat de uitspraken van de Rose gangbaar waren als algemeene spreekwoorden.[3] Hij voelt zich geroepen, om van den geheelen roman een moraliseerenden commentaar te geven, waar de bron uit het begin van het gedicht tot symbool van den doop wordt, de nachtegaal, die tot de liefde roept, de stem van predi-

  1. Volgens Gerson. De brief van Pierre Col, bewaard in een hs. der Bibl. nationale, mss. français 1563 f. 183, was mij niet toegankelijk.
  2. Bibl. de l'école des chartes LX 1899. p. 569.
  3. E. Langlois, Le Roman de la rose (Société des anciens textes français) 1914, t. I Introduction, p. 36.