Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/114

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Al deze omgangsvormen der liefde kennen wij slechts uit hun neerslag in de litteratuur. Zij hoorden thuis in het werkelijk leven. De code van hoofsche begrippen, regels en vormen diende niet uitsluitend, om er versjes mee te maken, maar om ze toe te passen in het aristocratische leven, of althans in de conversatie. Het is evenwel heel moeilijk, om door de sluiers der poëzie heen het leven van den tijd te zien. Want ook waar een werkelijke liefde zoo nauwkeurig mogelijk wordt beschreven, is het toch van uit den waan van het geijkte ideaal, met den technischen toestel der gangbare liefdesbegrippen, in de styleering van het litteraire geval. Zoo is het met het, al te lange, relaas van een dichterliefde tusschen een ouden poëet en een veertiendeëeuwsche Bettina, Le livre du Voit-Dit (d.w.z. Ware geschiedenis) van Guillaume de Machaut.[1] Hij moet ongeveer zestig jaar oud zijn geweest, toen de ongeveer achttienjarige Peronnelle d'Armentières[2], uit een aanzienlijk geslacht in Champagne, hem in 1362 haar eerste rondel zond, waarin zij den onbekenden beroemden dichter haar hart aanbood, terwijl zij hem liet verzoeken, een dichterlijke liefdescorrespondentie met haar te beginnen. De arme dichter, ziekelijk, aan één oog blind, geplaagd door de jicht, is onmiddellijk in vlam. Hij beantwoordt haar rondel, en een wisseling van brieven en gedichten begint. Peronnelle is trotsch op haar litteraire verbintenis; zij maakt er aanvankelijk geen geheim van. Zij wil, dat hij hun gansche liefde naar waarheid zal te boek stellen, met inlassching van hun brieven en gedichten. Hij volbrengt die taak met vreugde; "je feray, à vostre gloire et loenge, chose dont il sera bon memoire".[3] "Et, mon très-dous cuer, — schrijft hij haar —, vous estes courrecié de ce que nous avons si tart commencié? (hoe had zij eerder gekund?) par Dieu aussi suis-je (met meer reden); mais ves-cy le remede: menons si bonne vie que nous porrons, en lieu et en temps, que nous recompensons le temps que nous avons perdu; et qu'on parle de nos amours jusques à cent ans cy après, en tout bien et en toute honneur; car s'il y avoit mal, vous le celeriés à Dieu, se vous poviés".[4]

Wat er met een eerbare liefde bestaanbaar was, leert het verhaal, waarmee Machaut de brieven en gedichten aaneenrijgt. Hij krijgt, op zijn verzoek, haar geschilderd portret, dat hij eer bewijst als zijn God op aarde. Vol angst over zijn eigen gebreken gaat hij de eerste samenkomst tegemoet, en zijn geluk is uitbundig, wanneer zijn voorkomen de jonge geliefde niet afschrikt. Zij legt zich onder een kerseboom in zijn schoot te slapen, of kwansuis te slapen. Zij schenkt hem grooter gunsten. Een pelgrimage naar Saint Denis en de Foire du Lendit geeft de gelegenheid, om eenige dagen te zamen te zijn. Op een middag is het gezelschap doodmoe van de drukte en de zomerhitte; het was midden Juni. Zij vinden in de overvolle stad een onderkomen bij een man, die hun een kamer met twee bedden afstaat. Op het eene legt zich in de donker gemaakte kamer ter middagrust Peronnelle's

  1. Le livre du Voir-Dit, ed. P. Paris, Société des bibliophiles françois, 1875. De hypothese, dat er geen reëele liefdesgeschiedenis aan het werk van Machaut ten grondslag zou liggen (aldus Hanf, Zeitschr. f. Rom. Phil. XXII p. 145), mist elken grond.
  2. Een kasteel bij Château Thierry.
  3. Voir-Dit, lettre II p. 20.
  4. Voir-Dit, lettre XXVII p. 203.