Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/15

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

een verklarend rijmpje. De koning zelf schrijft over het geval met grimmige grappigheid[1]

Zeldzamer dan de processies en de terechtstellingen waren de preeken van de reizende predikers, die af en toe het volk kwamen schokken met hun woord. Wij krantenlezers kunnen ons nauwelijks meer de geweldige werking van het woord op een onverzadigden en onwetenden geest voorstellen. De volksprediker broer Richard, die als biechtvader Jeanne d'Arc heeft mogen bijstaan, preekte te Parijs in 1429 tien achtereenvolgende dagen. Hij begon des morgens om vijf uur en eindigde tusschen tien en elf uur, meest op het kerkhof der Innocents, onder welks galerijen de beroemde doodendans geschilderd stond, met den rug naar de open knekelhuizen, waarin, boven de booggang rondom, de schedels voor het gezicht lagen opgestapeld. Toen hij na zijn tiende preek meedeelde, dat het de laatste zou zijn, daar hij geen verlof voor meer had, "les gens grans et petiz plouroient si piteusement et si fondement, comme s'ilz veissent porter en terre leurs meilleurs amis, et lui aussi." Als hij eindelijk Parijs gaat verlaten, meent het volk, dat hij den Zondag nog te St. Denis zal preeken; in groote troepen, wel zes duizend, zegt de burger van Parijs, trekken zij Zaterdags-avonds uit de stad, om zich een goede plaats te verzekeren, en overnachten op het veld[2].

Ook aan den franciscaan Antoine Fradin werd te Parijs het preeken verboden, omdat hij hevig uitvoer tegen de slechte regeering. Maar juist daarom was hij het volk lief. Zij bewaakten hem dag en nacht in het klooster der Cordeliers; de vrouwen stonden er op wacht, met haar munitie van asch en steenen gereed. Om de proclamatie, die deze wacht verbiedt, lacht men: de koning weet er niets van! Als eindelijk Fradin, verbannen, toch de stad verlaten moet, doet het volk hem uitgeleide, "crians et soupirans moult fort son departement"[3].

Wanneer de heilige dominicaan Vincent Ferrer komt preeken, trekt uit alle steden het volk, de magistraat, de geestelijkheid, tot bisschoppen en prelaten toe, hem met lofzangen tegemoet, om hem in te halen. Hij reist met een talrijke schare van volgers, die iederen avond na zonsondergang in processie rondtrekken met geeseling en zingen. Uit iedere stad vergezellen hem nieuwe scharen. Hij heeft de verzorging en herberging van al die volgelingen zorgvuldig geregeld door het aanstellen van onbesproken mannen tot kwartiermeesters. Tal van priesters uit verschillende orden reizen mee, om hem voortdurend bij te staan in het hooren der biecht en de bediening der mis. Een paar notarissen vergezellen hem, om terstond acte op te maken van de bijlegging der geschillen, die de heilige prediker overal tot stand brengt. Waar hij preekt, moet een houten getimmerte hem en zijn gevolg beschutten tegen den aandrang der menigte, die hem hand of kleed willen kussen. Het handwerk staat stil, zoolang hij preekt. Zelden was het, dat hij zijn hoorders

  1. Journal d'un bourgeois, p. 6; 70; Jean Molinet, Chronique, ed. Buchon, Coll. de chron. nat., 1827/28, 5 vol, II p. 23; Lettres de Louis XI, ed. Vaesen, Charavay, de Mandrot, (Soc. de l'hist. de France) 1883-1909, 11 vol., 20 Apr. 1477, VI p. 158; Chronique scandaleuse, II p. 47, id. Interpolations, II p. 364.
  2. Journal d'un bourgeois, p. 234/7.
  3. Chron. scand., II p. 70, 72.