Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/18

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

schaak was in de 15de eeuw nog een even gangbaar motief als in de Karelromans.


Er was in het dagelijksch leven voortdurend een onbegrensde ruimte voor gloeienden hartstocht en kinderlijke fantazie. De hedendaagsche wetenschappelijke historie der middeleeuwen, die wegens de onbetrouwbaarheid der kronieken bij voorkeur zooveel mogelijk uit officieele oorkonden put, vervalt daardoor wel eens in een gevaarlijke fout. De oorkonden toonen ons weinig van het verschil in levenstoon, dat ons van die tijden scheidt. Zij doen ons het felle pathos van het middeleeuwsche leven vergeten. Van al de hartstochten, die het kleuren, spreken de oorkonden doorgaans slechts van twee: de hebzucht en den strijdlust, maar deze zelf zijn in hun felheid niet te begrijpen buiten het verband met de algemeene hartstochtelijkheid. Daarom blijven de kroniekschrijvers, zij mogen op het stuk van feitelijkheden nog zoo oppervlakkig zijn en nog zoo dikwijls dwalen, onmisbaar om den tijd goed te zien.

Het leven had in menig opzicht nog de kleur van het sprookje. Merk op, hoe archaïsch de hofchronisten, geleerde, aanzienlijke mannen, de vorsten, met wie zij verkeeren, zien, en stel u dan voor, wat het koningschap in de volksverbeelding moet zijn geweest. Hier is de jonge Karel de Stoute, nog graaf van Charolais, die van Sluis te Gorkum aangekomen, daar verneemt, dat zijn vader de hertog zijn pensie en al zijn beneficiën heeft ingetrokken. Chastellain beschrijft, hoe nu de graaf zijn gansche hofhouding, tot de keukenjongens toe, voor zich laat verschijnen, en hun zijn rampspoed meedeelt in een roerende toespraak, waarin hij zijn eerbied voor den misleiden vader, zijn zorg voor het wel der zijnen en zijn liefde voor hen allen betuigt. Die zelf middelen hebben, spoort hij aan, met hem zijn fortuin af te wachten; die arm zijn, laat hij vrij om heen te gaan, en als zij mochten hooren, dat 's graven fortuin zich gekeerd heeft, "komt dan terug, en gij zult allen uw plaats open vinden en zult mij welkom zijn, en ik zal het geduld beloonen dat gij om mijnentwil hebt gehad."--"Lors oyt-l'on voix lever et larmes espandre et clameur ruer par commun accord: "Nous tous, nous tous, monseigneur, vivrons avecques vous et mourrons."--Diep geroerd aanvaardt Karel hun trouw: "Or vivez doncques et souffrez; et moy je souffreray pour vous, premier que vous ayez faute." Dan komen de edelen en bieden hem aan, wat zij bezitten, "disant l'un: j'ay mille, l'autre: dix mille, l'autre: j'ay cecy, j'ay cela pour mettre pour vous et pour attendre tout vostre advenir." En zoo ging alles zijn gewonen gang, en er kwam geen kip minder om in de keuken[1].

De uitpenseeling van het tafereel is natuurlijk van Chastellain. Wij weten niet, in hoeverre zijn verhaal hier het werkelijk gebeurde styleert. Doch waar het op aankomt: hij ziet den vorst in de eenvoudige vormen van de volksballade; het geval wordt voor hem geheel beheerscht door de meest primitieve roerselen van wederzijdsche trouw.

Terwijl het mechanisme van het staatsbestuur en de staatshuishouding in werkelijkheid reeds gecompliceerde vormen had aangenomen, projecteert zich het staatsbeleid in den geest des volks in enkele vaste, eenvoudige figuren.

  1. Chastellain, IV p. 333 s.