Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/22

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

gevoel, zooals bij de vorsten, dan werkt het dubbel heftig. Chastellain drukt het in zijn deftige termen bondig uit. Het is geen wonder, zegt hij, dat vorsten dikwijls met elkaar in vijandschap leven, "puisque les princes sont hommes, et leurs affaires sont haulx et agus, et leurs natures sont subgettes à passions maintes comme à haine et envie, et sont leurs coeurs vray habitacle d'icelles (des passions) à cause de leur gloire en régner"[1]. Dit is, wat Burckhardt "das Pathos der Herrschaft" noemt.

Wie de geschiedenis van Bourgondië wilde schrijven, moest steeds weer een wraakmotief kunnen doen klinken, zoo zwart als een katafalk, dat u bij elke daad in den raad en te velde, den bitteren smaak gaf te proeven van hun geest vol sombere wraakgierigheid en verscheurden hoogmoed. Zeker, het zou onnoozel zijn, om weer te willen terugkeeren tot het gezicht, dat de vijftiende eeuw zelf op de geschiedenis had. Het gaat niet aan, de geheele machtstegenstelling, waaruit de eeuwenlange strijd van Frankrijk en de Habsburgers is gegroeid, te willen afleiden uit de bloedwraak tusschen Orleans en Bourgondië, de twee takken van het huis Valois. Wanneer men zich maar bewust blijft, dat voor den tijdgenoot die bloedwraak het beheerschende moment van de lotgevallen hunner landen was. Philips de Goede is voor hen in de eerste plaats de wreker, "celluy qui pour vengier l'outraige fait sur la personne du duc Jehan soustint la gherre seize ans"[2]. Als een heilige taak had Philips het op zich genomen: "en toute criminelle et mortelle aigreur, il tireroit à la vengeance du mort, si avant que Dieu luy vouldroit permettre; et y mettroit corps et âme, substance et pays tout en l'aventure et en la disposition de fortune, plus réputant oeuvre salutaire et agréable à Dieu de y entendre que de le laisser". Het was den Dominicaan, die bij den lijkdienst voor den vermoorden hertog de predikatie hield, euvel aangerekend, dat hij op den christenplicht om niet te wreken gewezen had [3]. Al de staten van zijn landen riepen met hem om wraak, zegt La Marche[4].

Het tractaat van Atrecht, dat in 1435 den vrede tusschen Frankrijk en Bourgondië schijnt te zullen brengen, begint met de boete voor den moord van Montereau; een kapel te stichten in de kerk van Montereau, waar Jan het eerst begraven was, waar ten eeuwige dage een requiem zal gezongen worden iederen dag; desgelijks in dezelfde stad een Kartuizerklooster, een kruis op de brug zelf, waar het feit was bedreven, een mis in de Kartuizerkerk te Dijon, waar de Bourgondische hertogen begraven liggen [5]. Het was maar een deel van al de openbare boete en schande, die de kanselier Rolin namens den hertog geëischt had: kerken met kapittels niet alleen te Montereau, maar ook te Rome, Gent, Dijon, Parijs, Santiago de Compostella en Jeruzalem, met opschriften in steen, die het feit verhalen moesten[6].

Een wraakbehoefte, die zich in zoo wijdloopige vormen kleedde, moet wel vooraan in den geest hebben gestaan. En wat zou het volk van de staatkunde hunner vorsten

  1. Chastellain, III p. 30.
  2. La Marche, I p. 89.
  3. Chastellain, I p. 82, 79; Monstrelet, III p. 361.
  4. La Marche, I p. 201.
  5. Het tractaat o.a. bij La Marche, I p. 207.
  6. Chastellain, I p. 196.