Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/243

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

bedekt met rinkelende rijnsguldens; Engelsche edelen dragen hun kleed bezet met gouden nobels.[1] Op het bruiloftsfeest van den graaf van Genève te Chambéry in 1434 voert een groep van heeren en dames een dans uit, allen gekleed in het wit, bedekt met "or clinquant", de heeren bovendien met breede gordels vol schelletjes.[2]

Hetzelfde naïeve behagen aan wat sterk de aandacht trekt, is ook op te merken in den kleurenzin van den tijd. Om dezen volledig te bepalen, zou een uitgebreid en statistisch onderzoek noodig zijn, dat zoowel de kleurenschaal der beeldende kunst als die van kleeding en versieringskunst betrof: wat de kleeding aangaat, zou zij meer uit de talrijke beschrijvingen op te maken zijn, dan uit de schaars bewaarde overblijfselen van stoffen. Hier volgen enkel eenige voorloopige indrukken, gewonnen uit de beschrijving der kleedij bij tournooien en intochten. Men heeft hier dus te doen met praal- en staatsiegewaden, waarin natuurlijk een andere toonaard heerscht dan in de dagelijksche kleeding. De gewone kleeding maakt reeds zeer veel gebruik van grijs, zwart en paars.[3] Wat in de feest- en staatsiekleeding in de eerste plaats treft, is het overheerschen van het rood. Niemand zal het trouwens van dezen rooden tijd anders verwachten. Intochten zijn dikwijls geheel in rood uitgemonsterd.[4] Daarnaast bekleedt het wit als uniforme feestkleur een groote plaats. In de nevenschikking van kleuren wordt elke combinatie geduld: rood-blauw, blauw-violet komen voor. Op een feestvertooning, die La Marche beschrijft, verschijnt een meisje in violette zijde op een hakkenei met een dekkleed van blauwe zijde, geleid door drie mannen in vermiljoenroode zijde met kaproenen van groene zijde.[5] Een voorliefde voor somber-gloeiende en dof-bonte kleurschikkingen schijnt niet te miskennen.

Opmerkelijk is, dat als hoofdkleur van den dos het zwart en het violet veel grooter plaats innemen dan het groen en blauw, terwijl geel en bruin bijna geheel ontbreken. Het zwart, vooral in fluweel gebruikt, vertegenwoordigt ontegenzeggelijk de trotsche, sombere praal, die de tijd bemint, den hoogmoedigen afstand van het vroolijk bonte, dat alom schatert. Philips de Goede gaat na de jaren zijner jeugd altijd in 't zwart, en dost er ook zijn gevolg en zijn paarden in.[6] Koning René, die nog ijveriger naar distinctie en verfijning zocht, gebruikt als kleuren grijs-wit-zwart.[7]

De geringe plaats van het blauw en het groen moet overigens niet geheel als een directe uiting van den kleurenzin worden verklaard. Onder al de kleuren hadden vooral blauw en groen hun symbolisch gewicht, en die beteekenis was zoo bijzonder, dat zij daardoor als kleuren van kleeding bijna onbruikbaar werden. Beide toch waren het de kleuren der liefde: groen verbeeldde de verliefdheid, blauw de trouw.[8] Of beter gezegd, zij waren bij

  1. Livre des trahisons, p. 150, 156; La Marche, II p. 12, 347, III p. 127, 89; Chastellain, IV p. 44; Chron. scand., I p. 26, 126.
  2. Lefèvre de S. Remy, II p. 294, 296.
  3. Couderc, Les comptes d'un grand couturier parisien au XVe siècle, Bulletin de la soc. de l'hist. de Paris. XXXVIII, 1911, p. 125ss.
  4. b.v. Monstrelet. V p. 2; du Clercq, I p. 348.
  5. La Marche, II p. 343.
  6. Chastellain, VII p. 223; La Marche, I p. 276, II p. 11, 68, 345; du Clercq, II p. 197; Jean Germain, Liber de virtutibus, p. 11; Jouffroy, Oratio, p. 173.
  7. d'Escouchy, I p. 234.
  8. Zie hierboven p. 201.