Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/257

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

derkunst is veeleer op een ander gebied te zoeken. Hier wordt de indruk van het oogenblik bovenal vastgehouden door een levendig gebruik van de directe rede. Er is nauwelijks een letterkunde, die er zoo op uit is, de samenspraak altijd onmiddellijk weer te geven. Het ontaardt in een vermoeiend misbruik: zelfs de uiteenzetting van een politieken toestand wordt door Froissart en de zijnen in vraag en antwoord ingekleed. De eeuwige beurtspraken van plechtigen val en hollen klank verhoogen somtijds de eentonigheid, inplaats van haar te breken. Dikwijls echter ook komt de illusie van het onmiddellijke en oogenblikkelijke er wel treffend uit te voorschijn. Froissart vooral is in die levendige wisselrede een meester.

"Lors il entendi les nouvelles que leur ville estoit prise. (Het gesprek gaat roepende.) 'Et de quel gens?', demande-il. Respondirent ceulx qui a luy parloient: 'Ce sont Bretons!' — 'Ha, dist-il, Bretons sont mal gent, ils pilleront et ardront la ville et puis partiront.' (Vervolgens weer roepende): 'Et quel cry crient-ils?' dist le chevalier. — 'Certes, sire, ils crient La Trimouille!"

Om een zekeren haastigen gang in zulk een gesprek te brengen, gebruikt Froissart den vasten truc, den aangesprokene het laatste woord van den spreker verwonderd te laten herhalen. — "Monseigneur, Gaston est mort.' — 'Mort?' dist le conte. — 'Cestes, mort est-il pour vray, monseigneur." Elders: "Si luy demanda, en cause d'amours et de lignaige, conseil. — 'Conseil', respondi l'archevesque, 'certes, beaux nieps, c'est trop tard. Vous voulés clore l'estable quant le cheval est perdu."[1]

Ook de poëzie past dit stijlmiddel ruimschoots toe. In een korten versregel wisselen soms vraag en antwoord tot tweemaal toe:

"Mort, je me plaing. — De qui? — De toy.
— Que t'ay je fait? — Ma dame as pris.
— C'est vérité. — Dy moy pour quoy.
— Il me plaisoit. — Tu as mespris."[2]

Hier is het telkens afgebroken beurtgesprek van middel reeds doel geworden: een virtuositeit. De dichter Jean Meschinot heeft die kunstvaardigheid tot het uiterste weten op te voeren. In een ballade, waarin het arme Frankrijk haar koning (Lodewijk XI) zijn schuld voorhoudt, wisselt de rede in elk der dertig regels van drie tot vier keer. En het moet gezegd worden, dat de werking van het gedicht als politieke satire onder dien vreemden vorm niet lijdt. Ziehier de eerste strofe:

"Sire ... — Que veux? — Entendez.... — Quoy? — Mon cas.
— Or dy. — Je suys.... — Qui? — La destruicte France!
— Par qui? — Par vous. — Comment? — En tous estats.
— Tu mens. — Non fais. — Qui le dit? — Ma souffrance.
— Que souffres tu? — Meschief. — Quel? — A oultrance.
— Je n'en croy rien. — Bien y pert[3] — N'en dy plus!
— Las! si feray. — Tu perds temps. — Quelz abus!
— Qu'ay-je mal fait? — Contre paix. — Et comment?
— Guerroyant.... — Qui? — Vos amys et congnus.
— Parle plus beau. — Je ne puis, bonnement."[4]

  1. Froissart, ed. Kervyn, XIII p. 50, XI p. 99. XIII p. 4.
  2. Dichter onbekend, gedrukt Deschamps, Oeuvres X no. 18, vgl. Le Debat du cuer et du corps de Villon, evenzoo Charles d'Orléans, rondel 192.
  3. Dat blijkt.
  4. Ed. de 1522, fol. 101, bij A. de la Borderie, Jean Meschinot etc., Bibl. de l'école des chartes LVI, 1895,