Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/33

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

in de stille verschieten van het landschap en de ernstige aangezichten van het portret.

Doch hier is het verschil: terwijl de achttiende eeuw en de Renaissance de geluksstemming ook jubelend hebben uitgesproken, en het leven en de wereld luid hebben geprezen, ziet de Bourgondische tijd, zich zelf en de wereld beschouwend, schier enkel leed en vertwijfeling. Neem als de uiting van het Renaissance-gevoel Ulrich von Hutten's enthousiasten uitroep: O saeculum, o literae! juvat vivere! Of wel deze enkele regels van Poliziano, waarin de heerlijkheid van christelijk geloof en heidensch geluk in één jubeltoon samensmelten:

"Vergine rilucente
Per te sola si sente
Quanto bene è nel mondo"[1].

Die stemming is aan het Fransche leven van de veertiende en vijftiende eeuw nog vreemd. Het zijn niet alleen zij, die zich voorgoed van de wereld hebben afgewend, maar de kroniekschrijvers en modedichters der hoven, die altijd weer de afgeleefdheid der wereld beklagen en vertwijfelen aan vrede en gerechtigheid. Niemand heeft zoo eindeloos de klacht herhaald, dat alle goede dingen de wereld verlaten hebben, als Eustache Deschamps.

"Temps de doleur et de temptacion,
Aages de plour, d'envie et de tourment,
Temps de langour et de dampnacion,
Aages meneur près du definement,

Temps plains d'orreur qui tout fait faussement,
Aages menteur, plain d'orgueil et d'envie,
Temps sanz honeur et sanz vray jugement,
Aage en tristour qui abrege la vie"[2].

In dien toon heeft hij zijn balladen bij tientallen gedicht, eentonige, matte variaties op één dof thema. Er moet toch wel een sterke zwaarmoedigheid onder de hoogere standen hebben geheerscht, dat de adel zijn brooddichter dat geluid zoo dikwijls deed herhalen.

"Toute léesse deffaut,
Tous cueurs ont prins par assaut
Tristesse et merencolie"[3].

Jean Meschinot zingt drie kwart eeuw later dan Deschamps nog in volkomen denzelfden toon.

"O miserable et très dolente vie!...
La guerre avons, mortalité, famine;
Le froid, le chaud, le jour, la nuit nous mine;
Puces, cirons et tant d'autre vermine
Nous guerroyent. Bref, miserere domine
Noz meschans corps, dont le vivre est très court."

Ook deze spreekt steeds weer de bittere overtuiging uit, dat alles slecht gaat in de wereld: gerechtigheid is

  1. Poliziano, Le stanze, l'Orfeo e le rime, ed. G. Carducci, Firenze, 1863, p. 362.
  2. Eustache Deschamps, Oeuvres complètes, ed. De Queux de Saint Hilaire et G. Raynaud (Soc. des anciens textes francais) 1878-1903, 11 vol., no. 31 (I p. 113), vgl. nos. 85, 126, 152, 162, 176, 248, 366, 375, 386, 400, 933, 936, 1195, 1196, 1207, 1213, 1239, 1240 enz. enz.; Chastellain, I p. 9, 27, IV 5, 56, VI 206, 208, 219, 295; Alain Chartier, Oeuvres, ed. A. Duchesne, Paris 1617, p. 262; Alanus de Rupe, Sermo II p. 313, (B. Alanus redivivus, ed. J.A. Coppenstein, Napels, 1642).
  3. Deschamps no. 562 (IV p. 18).