Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/40

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

den schoonen schijn van oude, fantastische idealen.

Dit is de trek, die de Fransch-ridderlijke cultuur van de 12de eeuw af verbindt met de Renaissance: de sterke cultiveering van het schoone leven in de vormen van een heldenideaal. De vereering der natuur was nog te zwak, dan dat men met volle overtuiging de schoonheid van het aardsche in haar naaktheid zou hebben gediend, zooals de Grieksche geest het had gedaan; het zondebesef was daartoe te geweldig; slechts door zich te hullen in de gewaden der deugd kon de schoonheid cultuur worden.

Het geheele aristocratische leven van de latere Middeleeuwen, om 't even of men denkt aan Frankrijk en Bourgondië of aan Florence, is een poging, om een droom te spelen. Altijd denzelfden droom, dien van de oude helden en wijzen, van den ridder en de maagd, van de eenvoudige en vergenoegde herders. Frankrijk en Bourgondië spelen het stuk nog altijd in den ouden trant; Florence dicht op hetzelfde thema een nieuw en mooier spel.

Het adellijk en vorstelijk leven is opgetooid tot een maximum van uitdrukkelijkheid; alle levensvormen zijn als 't ware verheven tot mysteriën, versierd met kleur en praal, vermomd als deugd. De levensgebeurtenissen en de aandoeningen daarover zijn geëncadreerd in schoone en verheffende vormen. Ik weet wel, dit alles is niet specifiek laat-middeleeuwsch; het is reeds gegroeid in de primitieve stadiën der beschaving; men kan het ook chinoiserie en byzantinisme noemen, en het sterft niet af met de Middeleeuwen, getuige de zonnekoning.

De hofstaat is het terrein, waarop zich de aesthetiek van den levensvorm ten volle kan ontplooien. Het is bekend, hoeveel gewicht de Bourgondische hertogen hebben gehecht aan alles wat de praal en staatsie van hun hof betrof. Na den oorlogsroem, zegt Chastellain, is de hofstaat de eerste zaak, waarop men het oog richt, en welks regeling en goede handhaving van de hoogste noodzaak is[1]. Olivier de la Marche, de ceremoniemeester van Karel den Stoute, schreef op verzoek van den Engelschen koning Eduard IV zijn tractaat over den hofstaat des hertogen, ten einde den koning het model van ceremonieel en etikette ter navolging te bieden[2]. Van Bourgondië hebben de Habsburgers het fraai uitgewerkte hofleven geërfd en overgebracht naar Spanje en Oostenrijk, die er tot den huidigen dag het bolwerk van waren gebleven. Het hof van Bourgondië werd door allen genoemd als het rijkste en best geordende, dat men vond[3]. Vooral Karel de Stoute, de man met den gewelddadigen geest van orde en regel, die niets dan wanorde achterliet, had den hartstocht van het hoog vormelijke leven. De oude illusie, dat de vorst zelf de klachten der armen en kleinen aanhoort en terstond berecht, was door hem in een fraaien vorm gekleed. Twee of driemaal per week na den maaltijd hield hij een openlijk gehoor, waar elkeen hem met verzoekschriften kon naderen. Al de edelen van zijn huis moesten tegenwoordig zijn; niemand waagde er weg te blijven. Zorgvuldig gescheiden naar

  1. Chastellain, V p. 364.
  2. La Marche, IV p. cxiv.--De oude Nederl. vertaling van zijn Estat de la maison du duc Charles de Bourgogne bij Matthaeus, Analecta I p. 357-494.
  3. Christine de Pisan, Oeuvres poétiques, ed. M. Roy (Soc. des anciens textes francais) 1886-1896, 3 vol., I p. 251 no. 38; Leo von Rozmital's Reise, ed. Schmeller, (Bibl. des lit. Vereins zu Stuttgart t. VII) 1844, p. 24, 149.