Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/41

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hun rangen zaten zij ter weerszijden van den doorgang, die naar 's hertogen hoogen zetel leidde. Aan zijn voeten lagen geknield de twee maistres des requestes, de audiencier en een secretaris, die de verzoekschriften voorlazen en afdeden, naar de vorst gebood. Achter balustraden rondom de zaal stond de lagere hofhouding. Het was, zegt Chastellain, in schijn "une chose magnifique et de grand los", maar de gedwongen toeschouwers verveelden zich geducht, en aan de goede vruchten van deze rechtspraak twijfelt hij; het was een zaak, die hij in zijn tijd van geen anderen vorst had gezien[1].

Ook de ontspanning moest voor Karel den Stoute dien fraaien vorm hebben. "Tournoit toutes ses manières et ses moeurs à sens[2] une part du jour, et avecques jeux et ris entremeslés, se délitoit en beau parler et en amonester ses nobles à vertu, comme un orateur. Et en cestuy regart, plusieurs fois, s'est trouvé assis en un hautdos paré[3], et ses nobles devant luy, là où il leur fit diverses remonstrances selon les divers temps et causes. Et toujours, comme prince et chef sur tous, fut richement et magnifiquement habitué[4] sur tous les autres"[5]. Deze bewuste levenskunst is ondanks de stijve en naïeve vormen eigenlijk volkomen Renaissance. Het is, wat Chastellain noemt zijn "haute magnificence de coeur pour estre vu et regardé en singulières choses", de kenmerkendste eigenschap van Burckhardt's Renaissance-mensch.

De hiërarchische ordinanties van de hofhuishouding zijn van een pantagrueleske sappigheid, waar zij betrekking hebben op den maaltijd en de keuken. De hofmaaltijd van Karel den Stoute, met al de met bijkans liturgische waardigheid geregelde diensten van panetiers en voorsnijders en schenkers en keukenmeesters, was als de opvoering van een groot en ernstig schouwtooneel. Het geheele hof at in groepen van tien in afzonderlijke kamers, bediend en onthaald gelijk de heer, alles zorgvuldig naar rang en stand geordend. Alles was zoo goed geregeld, dat al de groepen bijtijds na hun maaltijd den hertog, die nog aan zijn tafel zat, konden komen begroeten "pour luy donner gloire"[6].

In de keuken (men denke zich de heroïsche keuken, nu de eenig bewaarde rest van het hertogenpaleis te Dijon, met haar zeven reusachtige schoorsteenen), in de keuken zit de dienstdoende kok in een zetel tusschen schoorsteen en buffet, vanwaar hij het geheele vertrek kan overzien. In zijn hand moet hij een grooten houten lepel hebben, "die hem dient tot twee doeleinden: het eene om soep en sausen te proeven, en het andere om de keukenjongens uit de keuken te drijven, om hun plicht te doen, en zoo noodig erop te slaan". Bij zeldzame gelegenheden komt de kok wel eens zelf opdienen, een toorts in de hand, bij voorbeeld de eerste truffels of den eersten nieuwen haring.

Voor den gewichtigen hoveling, die ons dit alles beschrijft, zijn het heilige mysteriën, waar hij met ontzag en met een soort van scholastische wetenschappelijkheid van spreekt. Toen ik page was, zegt La Marche, was ik nog te jong om vragen van préséance en ceremonieel te begrijpen[7]. Hij legt zijn lezers gewichtige vragen van

  1. La Marche, IV. p. 4ss.; Chastellain, V p. 370.
  2. Ernst.
  3. Een staatsiezetel.
  4. Gekleed.
  5. Chastellain, V. p. 368.
  6. La Marche, IV, Estat de la maison, p. 34ss.
  7. La Marche, I p. 277.