Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/52

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

koningin en prinsessen. De kraamkamer van de koningin van Frankrijk is van groene zijde; vroeger was zij geheel in wit. Zelfs gravinnen mogen niet "la chambre verde" hebben. Stof, bont en kleur van dekens en spreien is voorgeschreven. Op het dressoir branden voortdurend twee groote lichten in zilveren kandelaars, want de blinden van de kraamkamer worden eerst na veertien dagen geopend! Het opmerkelijkste evenwel zijn de staatsieledikanten, ledig evenals de koetsen bij de begrafenis van den koning van Spanje. De jonge moeder ligt op een couchette voor het vuur, en het kind, Maria van Bourgondië, in een wieg in de kinderkamer, maar bovendien staan er in de kraamkamer twee groote bedden in een kunstig samenstel van groene gordijnen, opgemaakt en opgeslagen, als om erin te gaan slapen, en in de kinderkamer opnieuw twee groote bedden, alles met groen en violet, en nogmaals één groot bed in een voorvertrek of "chambre de parement", geheel getapisseerd in karmozijn satijn. Zij was vroeger door die van Utrecht aan Jan zonder Vrees vereerd, en heette "la chambre d'Utrecht". Bij de doopplechtigheid dienen die bedden tot ceremonieus gebruik.[1]

Die aesthetiek der levensvormen deed zich gelden in het dagelijksch aspect van stad en land: de strenge hiërarchie van stoffen, kleuren en pelzen gaf aan de verschillende standen een uiterlijke omlijsting, die het waardigheidsgevoel verhief en behoedde. De aesthetiek der gemoedsbewegingen beperkte zich niet tot de plechtige vreugden en smarten bij geboorte, huwelijk en sterven, waar de parade door de noodzakelijke ceremoniën geboden was. Elk ethisch gebeuren wordt gaarne gezien in een fraai opgemaakten vorm. Er is zulk een element in de bewondering voor de nederigheid en de zelfkastijding van den heilige, voor het berouw van den zondaar, zooals de "moult belle contrition de ses péchés" van Agnes Sorel.[2] Elke levensverhouding wordt in stijl gebracht; in de plaats van de moderne zucht tot verbergen en effaceeren van intieme betrekkingen en sterke aandoeningen geldt het streven, om ze tot een vorm en een schouwspel ook voor anderen te maken. Zoo heeft ook de vriendschap in het leven der 15e eeuw haar schoon uitgewerkten vorm. Naast de oude bloedbroederschap en wapenbroederschap, die in de kringen zoowel van het volk als van den adel in eere was,[3] kent men een vorm van sentimenteele vriendschap, die uitgedrukt wordt door het woord mignon. De vorstelijke mignon is een geformaliseerd instituut, dat zich gedurende de geheele 16e en een deel der 17e eeuw handhaaft. Het is de verhouding van Jacobus I van Engeland tot Robert Carr en George Villiers; ook Willem van Oranje bij den afstand van Karel V moet onder dit aspect gezien worden. Twelfth Night is slechts te begrijpen, als men bij de verhouding van den hertog tot den gewaanden Cesario dezen geijkten vorm van sentimenteele vriendschap voor oogen heeft. De verhouding wordt gezien als een parallel tot de hoofsche liefde: "Sy n'as dame ne mignon", zegt

  1. Alienor de Poitiers, p.217-245; Laborde, II p. 267, Inventaris van 1420.
  2. Continuateur de Monstrelet, 1449 (Chastellain, V p. 3671).
  3. Vgl. Petit Dutaillis, Documents nouveaux sur les moeurs populaires etc., p. 14; La Curne de S. Palaye, Mémoires sur l'ancienne chevalerie, I p. 272.