Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/53

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Chastellain.[1] Doch elke toespeling, die haar op één lijn met de Grieksche vriendschap zou brengen, ontbreekt ten eenenmale. De openlijkheid, waarmee het mignonschap behandeld wordt in een tijd, die het crimen nefandum zoo verfoeide, moet elken argwaan doen zwijgen. Bernardino van Siena stelt aan zijn Italiaansche landgenooten, onder wie de sodomie zeer verbreid was, Frankrijk en Duitschland, waar men haar niet kent, ten voorbeeld.[2] Commines vertelt zelf, hoe hij de eer genoot, door Lodewijk XI onderscheiden te worden met 's konings behagen, dat hij gelijk gekleed ging als deze.[3] Want dit is het vaste teeken van de verhouding. De koning heeft steeds een mignon en titre, in dezelfde kleederen gedost als hij, op wien hij steunt bij ontvangsten.[4] Dikwijls zijn het ook twee vrienden van gelijken leeftijd, doch verschillenden rang, die zich gelijk kleeden, in één kamer, soms ook in één bed slapen.[5] Zulk een onafscheidelijke vriendschap bestaat er tusschen den jongen Gaston de Foix en zijn bastaardbroeder, waar zij een tragisch einde neemt, tusschen Lodewijk van Orleans (toen nog van Touraine) en Pierre de Craon,[6] tusschen den jongen hertog van Cleef en Jacques de Lalaing. Op dezelfde wijze hebben vorstinnen een vertrouwde vriendin, die zich gelijk kleedt,<ref>Chastellain, IV p. 237./ref> en mignonne genoemdt wordt.

Al deze schoon gestyleerde levensvormen, die de ruwe werkelijkheid moesten verheffen in een sfeer van edele harmonie, waren deelen van de groote levenskunst, zonder onmiddellijken neerslag te geven in de kunst in engeren zin. De omgangsvormen met hun vriendelijken schijn van ongedwongen altruïsme en heusche erkenning van anderen, de hofpraal en hofetikette met hun hieratische statigheid en ernst, de blijde tooi van bruiloft en kraamkamer, hun schoonheid is voorbijgegaan zonder directe sporen na te laten in kunst en litteratuur. Het uitdrukkingsmiddel, dat hen verbindt, is niet de kunst, maar de mode. Nu staat de mode in het algemeen veel nader tot de kunst, dan de academische aesthetica wil toegeven. Als kunstmatige accentueering van de lichaamsschoonheid en de lichaamsbeweging is zij met een der kunsten, die van den dans, innig verbonden. Maar ook daarbuiten grenst in de 15e eeuw het domein der mode, of wil men liever der kleederdracht, veel nader aan dat der kunst dan wij geneigd zijn ons voor te stellen. Niet enkel doordat het veelvuldig gebruik van juweelen en de metaalbewerking van het krijgsgewaad in het costuum een direct element van kunsthandwerk brengt. De mode deelt met de kunst zelve essentieele eigenschappen: stijl en rythme zijn haar even onmisbaar als voor de kunst. De late Middeleeuwen hebben voortdurend in de kleederdracht een mate van levensstijl uitgedrukt, waarvan

  1. Chastellain, Le Pas de la mort, VI p. 61.
  2. Hefele, Der h. Bernhardin v. Siena etc., p. 42. Vervolging van sodomie in Frankrijk, Jacques du Clercq, II p. 272, 282, 337, 338, 350, III 15.
  3. Philippe de Commines, Mémoires, ed. B. de Mandrot (Coll. de textes pour servir à l'enseignement de l'histoire) 1901-'3, 2 vol., I p. 316.
  4. La Marche, II p. 425; Molinet, II p. 29, 280; Chastellain, IV p. 41.
  5. Les cent nouvelles nouvelles, II p. 61; Froissart, ed. Kervyn, XI p. 93.
  6. Froissart id., ib. XIV p. 318; Le livre des faits de Jacques de Lalaing. p. 29, 247 (Chastellain VIII); La Marche I p. 268; L'hystoire du petit Jehan de Saintré. ch. 47.