Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/85

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wikkeling van staat en bedrijf naspeurt, heeft met die valsche ridderlijke Renaissance weinig te maken; het was een oud vernis, dat reeds afbladderde. De mannen, die die geschiedenis maakten, waren waarlijk geen droomers, maar zeer berekenende, nuchtere staatslieden en kooplieden, 't zij vorsten, edelen, prelaten of burgers.

Zeker, dat waren zij ook. Maar de geschiedenis der beschaving heeft evenveel te maken met de droomen van schoonheid en den waan des edelen levens als met de cijfers van bevolking en belasting. Een onderzoeker, die de hedendaagsche maatschappij bestudeert uit den groei van banken en verkeer, uit de politieke en militaire conflicten, zou aan het eind van zijn studiën kunnen zeggen: ik heb van de muziek heel weinig gemerkt, die heeft blijkbaar in dezen tijd weinig voor de cultuur beteekend.

Zoo is het eenigermate, wanneer men ons de geschiedenis der Middeleeuwen uit de staatkundige en economische bescheiden beschrijft. Bovendien zou het kunnen zijn, dat het ridderideaal, zoo gekunsteld en versleten als het was, op de zuiver staatkundige geschiedenis der laatste Middeleeuwen toch nog voortdurend machtiger invloed had uitgeoefend, dan men zich gewoonlijk voorstelt.

De bekoring van den adellijken levensvorm was zoo groot, dat ook de burgers hem aannemen, waar zij kunnen. Wij stellen ons de Artevelde's voor als echte mannen van den derden stand, fier op hun burgerlijkheid en hun eenvoud. Integendeel: Philips van Artevelde hield vorstelijken staat, hij liet alle dagen voor zijn hôtel de speellieden blazen, als hij aan tafel ging, liet zich bedienen uit zilveren vaatwerk, of hij de graaf van Vlaanderen was, ging gekleed in scharlaken en menu vair als een hertog van Brabant of graaf van Henegouwen, reed uit als een vorst, het ontrolde vaantje voor hem gedragen met zijn blazoen van sabel met drie zilveren hoeden.[1] Wie schijnt ons moderner dan de geldmagnaat der vijftiende eeuw, Jacques Coeur, de voortreffelijke financier van Karel VII? Als men de levensbeschrijving van Jacques de Lalaing mag gelooven, heeft de groote bankier hartelijk belang gesteld in het ouderwetsche dolende-ridderschap van den Henegouwschen held.[2]

Alle hoogere vormen van het burgerlijke leven van den nieuweren tijd berusten op navolging van adellijke levensvormen. Evengoed als het brood in het servet en het woord "serviette" zelf hun herkomst hebben uit den middeleeuwschen hofstaat,[3] zijn de burgerlijkste bruiloftsaardigheden afstammelingen van de grandioze "entremets" van Rijsel. Om de cultuur- historische beteekenis van het ridderideaal ten volle te begrijpen, zou men het moeten volgen in Shakespeare's en Molière's tijd tot aan den modernen gentleman.

Hier echter is het er om te doen, de werking van dat ideaal op de werkelijkheid in de laatste Middeleeuwen zelf aan te wijzen. Lieten staatkunde en oorlogvoering zich inderdaad eenigermate beheerschen door ridderlijke voorstellingen? Ongetwijfeld, zoo niet in haar deugden, dan toch in haar fouten. Zooals de tragische vergissingen van den hedendaagschen tijd voortspruiten uit den waan van het nationalisme en den cultuurhoogmoed, zoo sproten die van de Middeleeuwen meer dan eens voort uit de

  1. Froissart, ed. Luce. X p. 240, 243.
  2. Le livre des faits de Jacques de Lalaing. Chastellain. VIII p. 158-161.
  3. La Marche, IV Estat de la maison p. 34, 47.