Naar inhoud springen

Pagina:Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919).pdf/84

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

weinig afwisseling. De meeste hebben betrekking op eten en slapen. Deze ridder zal Zaterdags niet in een bed slapen, eêr hij een Saraceen bevochten heeft, noch ook vijftien dagen achtereen in dezelfde stad vertoeven. Een ander zal Vrijdags geen dierlijk voedsel nuttigen, eêr hij den banier van den Grooten Turk heeft aangetast. Weer een ander stapelt askese op askese: hij zal in het geheel geen harnas dragen, Zaterdags geen wijn drinken, niet in een bed slapen, niet aan tafel zitten, en een harige pij dragen. Men omschrijft nauwkeurig de wijze, waarop men de geloofde heldendaad zal uitvoeren.[1]

Hoeveel ernst is er in? Wanneer messire Philippe Pot de gelofte doet, op den Turkentocht zijn rechterarm onbedekt te laten door eenige wapenrusting, laat de hertog onder de (schriftelijk geregistreerde) gelofte aanteekenen: "Ce n'est pas le plaisir de mon très redoubté seigneur, que messire Phelippe Pot voise en sa compaingnie ou saint voyage qu'il a voué, le bras désarmé; mais il est content qu'il voist aveuc lui armé bien et soufisamment, ainsy qu'il appartient."[2] Blijkbaar werd er dus nog ernst en gevaar in gezien. Over de gelofte van den hertog zelf heerscht algemeene aandoening.[3]

Sommigen doen voorzichtig voorwaardelijke geloften, die tegelijk getuigen van de ernstige bedoeling en van het voldaan zijn met den schoonen schijn.[4] Soms naderen de geloften reeds tot de "philippine", die er een bleeke rest van is.[5] Een spottend element ontbreekt zelfs niet bij den grimmigen Voeu du héron; immers Robert van Artois biedt den koning, hier voorgesteld als minder belust op den krijg, den reiger aan, als den bangsten der vogels. Als Eduard zijn gelofte heeft gedaan, lachen allen. Jan van Beaumont, wien de ‘‘Voeu du héron’‘ de vroeger reeds vermelde woorden[6] in den mond legt, die met fijnen spot het gepassioneerde karakter onthullen van de geloften, bij den wijn en onder de oogen der vrouwen gedaan, doet volgens een ander verhaal bij den reiger de cynische gelofte, dat hij dien heer zou dienen, van wien hij 't meest aan geld en goed te wachten had. Waarop de Engelsche heeren lachten.[7] — Hoe moet, ondanks alle pompeuze gewichtigheid, waarmee de Voeux du faisan werden opgenomen, de tafelstemming zijn geweest, wanneer Jennet de Rebreviettes de gelofte kon doen, om, als hij niet vóór den krijgstocht de gunsten van zijn dame deelachtig werd, bij den terugkeer uit het Oosten de eerste vrouw of jonkvrouw te huwen, die twintig duizend kronen heeft ... "se elle veult".[8] Toch trekt diezelfde Rebreviettes de wereld in, om als "povre escuier" avontuur te zoeken, en strijdt bij Ceuta en Granada tegen de Mooren.

Zoo lacht de moede aristocratie om haar eigen ideaal. Wanneer zij met alle middelen van fantazie en kunstvaardigheid en rijkdom haar hartstochtelijken droom van het schoone leven had getooid en gekleurd en tot plastischen vorm gebracht, dan bezon zij zich, dat het leven toch eigenlijk niet zoo schoon was, en lachte. IJdele waan, die ridderheerlijkheid, mode en ceremonie, een fraai en leugenachtig spel! De werkelijke geschiedenis der laatste Middeleeuwen, zegt de historicus, die uit de acta de ont-

  1. La Marche, l.c.; d'Escouchy, II p. 166, 218.
  2. d'Escouchy, II p. 189.
  3. Doutrepont, p. 513.
  4. ib, p. 110, 112.
  5. Chastellain, III p. 376.
  6. Hierboven blz. 123.
  7. Chronique de Berne (Molinier no. 3103) bij Kervyn. Froissart, II p. 531.
  8. d'Escouchy, II p. 220.