Naar inhoud springen

Pagina:HuygensCornelieDarwinMarx1901.djvu/124

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

113

wildheid en barbaarschheid "beschaving" noemen, nog slechts den drempel vormt van fazen van cultuur, die de leden der thans heerschende klassen zich zelfs niet bij benadering kunnen voorstellen, aangezien de broodstrijd en de geldmacht hun "zijn" vormden en derhalve vele eeuwen door hun bewustzijn bepaalden.

Een strijd die geen economische strijd is, een recht dat geen eigendomsrecht is, belangen die geen bezitsbelangen tot ondergrond zouden hebben, maar een strijd die een zuiver geestelijke of intellectueele zou wezen, afschaduwing der arbeidsverdeeling, weerspiegeling van het door werkkring en geestessfeer bepaald bewustzijn der groepen, het schijnt voor de burger-ideologen de meest fantastische droom die ooit in menschenbrein opkwam.

En niets teekent sterker het zedelijk en geestelijk verval van een klasse, dan juist deze onbewustheid aangaande den immanenten natuurdrang. Loochenen dien drang beteekent loochenen het Leven zelf. Die drang, die levensimpuls blijft in wezen altijd dezelfde, alleen de vormen waarop hij zich bij de menschwording en verwording openbaart, veranderen.

Een omwenteling in de productievoorwaarden en productieverhoudingen beteekent een omwenteling in de wijze, waarop de natuurwetten zich in het cultuurleven openbaren. Vormde in de laatste periode het reageeren op het één en alles: den bezitsprikkel de levensimpuls der kapitalistische wereld, zelfs in die mate dat der menschen hoogste goed: moraal, recht, wetenschap, kunst maar al te vaak voor de almacht