Pagina:HuygensCornelieDarwinMarx1901.djvu/150

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

139

het eindige is zichzelf op te heffen en in zijn tegendoel over te gaan.

De natuur, in haar weergaloozen scheppingsdrang, vermenigvuldigt hare schepselen dermate dat, zoo er geen vernietiging plaats had, een enkele lagere soort die zich ongehinderd kon vermenigvuldigen, volgens Darwin, in vijfentwintig jaren de geheele oppervlakte der aarde zou innemen. Vandaar de felle bestaansstrijd, die de zwakkeren doet ondergaan en slechts enkelen der allersterksten of meest geschikten zegevieren. De natuur schept dus om te vernietigen, vernietigt om te volmaken. En het zijn de nieuw opgekomen krachtige variëteiten die, overwinnend de oudere soorten, den oorsprong zelf van hun bestaan opheffen.

Bij de geologische verschijnselen dezelfde eenheid van wet. Ook bij de vorming en omvorming van de aarde een dialectische ontwikkeling, een aanhoudende worsteling van tegenstrijdige krachten, een beurtelings opklimmen tot het hoogtepunt, waarna een werken aan eigen opheffing, krachtens de wet welke het beginsel van leven in zich sluit.

De kusten en duinen zwichten langzaam maar zeker voor de overmacht der tegen hun voet kokende golven. Maar de aldus ondermijnde en gepulveriseerde bergreuzen verzamelen in de oceanendiepten weer de kracht om op hun beurt het recht van den sterkste uit te oefenen en naar de wolken to stijgen, verdringend het water, dat dientengevolge weer het graniet der rotsen kan teisteren. Derhalve ook hier een onophoudelijk werken aan eigen opheffing.