Pagina:HuygensCornelieDarwinMarx1901.djvu/51

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

40

Darwin wijst er voortdurend op, hoe geheel van den aard der zintuigen afhankelijk is de voorstelling, die wij ons van de werkelijkheid vormen. Waar er tal van schepselen bestaan, "voor wie," zooals Darwin het uitdrukt. "de wereld noodwendig een geheel andere wereld moet zijn dan die welke wij kennen." Waar een eenigszins andere constructie van oog of oor ons geheel andere dingen moet doen hooren en zien dan thans; waar ook de tastzin zoo geheel afhankelijk is van organische eigenschappen, daar weten wij, dat wij zelven ons een werkelijkheid scheppen, derhalve dat wij ons slechts zeer willekeurige begrippen kunnen vormen van Geest en Stof en te eenemale onbevoegd zijn die begrippen in absoluten zin als karakteristieken te bezigen.

Zelfs Moleschott "die platte botte materialist" dien men welvoegelijkheidshalve niet noemen mag, zegt in zijn veel verafschuwden "Kreislauf des Lebens":

"Daar zinnelijke aanschouwing gebonden is aan de organen, die de indrukken der z.g. buitenwereld verzamelen, is alle kennis betrekkelijk. Zal bijv. het raderdiertje dat een oog bezit, hetwelk slechts uit een hoornvlies bestaat, geen andere beelden der voorwerpen in zich opnemen dan de spin, die bovendien lens en glaslichaam bezit? Daarom is het weten o.a. van het insekt—de kennis van de werkingen der buitenwereld ten aanzien van dit weten—een ander weten dan het menschelijk weten. Ons weten is dus alleen een weten voor onszelf."

Waar dus de na Büchner meest verachte "materialist" dezer eeuw woorden neerschreef, die de Königs-