77
dierenwereld en in de menschenwereld vóór alles zich doet gelden, is derhalve de overwinning van wat het sterkste is.
Maar de zoo ingewikkelde vormen, waarin dat "recht van den sterkste" in de huidige cultuursamenlevingen zich openbaart, bleven, vóórdat Marx zijn onderzoekmethode den maatschappijen had aangelegd, voor de cultuurmenschheid onzichtbaar.
De natuurwetenschappelijk geschoolde bourgeois-darwinisten, ingevolge hun maatschappelijk bewustzijn, overbrengend hun natuurvisie op de menschengemeenschappen, zien het ingewikkeld cultuurleven als een zoo primitief mogelijken wedstrijd, zoo ongeveer als een troep wolven of jakhalzen, die in de wouden zich een buit betwisten, waarbij het ruilmiddel geld de rol van klauwen of tanden, of welk tot het organisme behoorend wapen ook, heeft overgenomen.
De aanhangers der organische sociologie daarentegen, niet zoozeer natuurwetenschappelijk als wel wijsgeerig geschoold—waaronder vooral een Schäffle, een Fouillée, een Guyau zijn te noemen—zagen elke menschelijke samenleving als een dierlijk organisme, zich ontwikkelend volgens de lijnen der organische arbeidsverdeeling; en met behulp van de cellentheorie construeerden zij zeer vernuftige analogieën, die, hoewel getuigend van een wat al te weelderige fantasie, toch blijken gaven van ernstige, nauwgezette pogingen om het diepere wezen der maatschappelijke werkingen op het spoor te komen. Genialiteit van vinding is die methode niet te ontzeggen, en zonder den arbeid van Marx ware