Met groen wortſe gekleet, uyt hope die zy totten krancken heeft, en door de kracht die zy ’t leven mede deelt, dat de krancke begoſt te ontbreecken.
Door de grove Marioleyne wordt de ſwackheydt van des Oyevaers mage bewaert, en hierom wortſe van de Egyptenaers tot dit voorſtel gebruyckt, en dat tot een verborgen beeld der Medicine. De Egyptenaers gebruyckten oock daer toe den Vogel Ibis, diewelcke, gelijck elders geſeyt is, met haeren ſnavel haer ſelve een kliſtery kan ſetten, en den buyck ſuyveren: gelijck het Hert, nae dat het den Chameleon ſal hebben gedood, ſoo verdooft hy het venijn, knauwende Lauwerblaeden, ’t welck de Duyve mede doet, om haere kranckheyt te geneſen.
De Sonne vertoont, dat de natuyrlijcke kracht van ’t Hert, door de hette van de Sonne, wort begonſtight, door wiens kracht de geſondheyt in alle de leeden des lichaems wort bewaert en onderhouden, en daer boven ſtortſe oock in de kruyden een ſeer groote kracht en eygenſchap: door welck middel de Medicine wort geoeffent.
Contento. Genoegen.
EEn Iongelingh in ’t wit en geel gekleet, toonende de naeckte armen en beenen, met de voeten gevleugelt, en in de rechter hand ſal hy een gouden Appel hebben, en in de ſlincker een ruycker van bloemen, weſende gekroont met Olijftacken, hebbende op ’t midden van de borſt een Rubijn.
Contento. Genoegen, Vermaeck.
EEn Ionghman prachtigh gekleet, met een Rapier op ſijne zyde vol Eedelſteenen beſet, en een Vederbos op den Hoed, hebbende in de rechter een ſpiegel en een ſilvere becken, dat hy aen ſijn zyde houdt, vol geld en koſtele juweelen.
Het genoegen, dat aen deſe kleyne geluckſaligheyt hanght, waer door men ſich in dit leven verheught, komt voornaemlijck door de kenniſſe van de goederen, die men beſit, want wie ſijne eygene goederen niet kent, hoe groot dieſelve oock mogen weſen, die kan geen genoegen voelen: en blijven alſoo ſijne belooningen bedrieghlijck, by hem ſelven.
Daerom wort het beeld van Genoegen gestelt, dat het ſich ſelve in den Spiegel beſiet, en alſoo ſpieglende, verblijt hy ſich, dat hy rijck, ſchoon en prachtigh is, ſoo aen ziel als lichaem: ’t welck het geld en de kleederen, te kennen geven.
Contento. Genoegen, Vermaeck.
EEn Iongelingh in ’t wit en geel gekleet, toonende ſijn naeckte armen en beenen. De voeten ſullen gevleugelt zijn, houdende eenen gulden Appel in de rechter hand, en in de ſlincker een Ruyker met ſchoone bloemen. Hy ſal met Olyven gekranſt zijn, en midden op ſijn borſt ſal een Robijn uytblincken.
Contento Amoroso. Minlijck Genoegen.
EEn Ionghling van ſchoon opſicht en van een lachend weeſen. Zijn kleed ſal vol bloemen zijn gemaelt, en ſal op ’t hoofd