Pagina:Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants Cesare Ripa 1644.djvu/354

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
332
 
Mildigheyt. Liberalita.

Liberalita. Mildigheyt.

EEn Vrouwe met holle oogen, en een vierkant voorhoofd met een Arents neuſe, weſende in ’t wit gekleet, met een Adelaer op ’t hoofd, in de rechter hand een Paſſer houdende. Ook een omgekeerde overvloets hooren, waer uyt eedele ſteenen, geld, goude keetenen en andere koſtelijckheden vallen, in de ſlincker houd zy een ander Overvloets hooren vol bloemen en vruchten. Men kan haer oock een dobbelſteen in de hand geven.

Mildheyt is een middelmatigheyt, om alles uyt te deelen, door een deughdigh en gematight weeſen.

Zy wort met holle oogen en een vierkant voorhoofd geſchildert, door de gelijckniſſe van den Leeuw, weſende het mildſte onder alle onvernuftige Dieren, en met een Arents neuſe door de gelijckniſſe van een Adelaer, weſende de miltſte Vogel van allen, waer van zy oock de beeldniſſe op den hoofde draegt, om te betoonen, dat deſe mildigheyt niet by geval beſtaet, om alſo ſijne eygene goederen uyt te deelen, maer alleen uyt een inwoonende bequaemheyt des gemoeds, gelijck als andere deugden. Plinius ſeyt dat deſe Vogel den roof haelt van alle dieren, en dat door eygen naerſtigheyt, niet ſoo ſeer om zijn luſt, maer uyt liefde, om andere Vogelen mede te deelen, ſich daer in verblijdende, dat door zijne vlijtigheyt, veele mogen werden onderhouden. De twee overvloets hoornen bedieden, dat de volheyt der rijckdommen, het rechte middel is om de mildheyt te oeffenen, wanneer die neffens haer macht en vermogen, met een edel gemoed is vergeſelſchapt.

Het witte kleet wil ſeggen, dat gelijck deſe verwe ſlecht en ſuyver is, dat alſoo de mildheit moet weſen ſonder hope van eigen baet.

De Paſſer betoont, datmen de Mildigheyt moet afmeten na de Rijckdommen die men beſit, en nae de waerdigheyt van de perſoonen, aen diewelcke men dieſelve uytdeelt.

De dobbelſteenen worden geſtelt om te betoonen, dat die Menſch even mild is, die uyt zijn weynigh, weynigh, als die geene, die uyt zijn veel veel geeft, want zy blijven van alle ſijden altijd in haere volle macht.


Liberalita. Mildadigheyt.


EEn Maeghdeken van vrolijck opſicht en rijcklijck gekleet, houdende haer ſlincker hand, aen de ſelve ſijde nederhangende, en een becken vol eedele geſteenten, goud, ſilver, &c. alwaer zy mette volle rechter hand ’t selve onder een deel vrolijcke en lachende kinderkens werpt, die ſich daer mede vercieren, en datſelve een ygelijck vertoonen, tot een teycken van danckbaerheyt over de Mildadigheyt van den ſchencker: of oock om te vertoonen dat gunſt en Rijckdoom, met behoorlijcke maniere te verkrijgen, een deel is van de Mildadigheyt, gelijck de Moralisten gevoelen: alhoewel het een eedel en ſaligh werck is, een ander het zijne mede te deelen. Pierius stelt haer nae de afbeeldinge der Ouden, alleen met een becken, ’t welck wy met andere dingen vergeſelſchappen, tot verklaeringe van deſe beeldeniſſe.


Generosita. Moedigheyt, Eedelmoedigheyt, toegeſchreven aen Carel Emanuel, Hertogh van Savoyen.


EEn ſeer ſchoone Ionge Dochter, aen wiens ſchoonheyt, alle de leedemaeten van ’t lichaem in gelijckmaetigheyt en aerdigheyt over een komen. Zy ſal de blonde hoofdhayren in ſeer aengenaeme maniere gekrult en geſtrengelt hebben: zijnde gekleet met een Koninghlijcke dracht, met een

goude