Pagina:Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants Cesare Ripa 1644.djvu/358

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
336
 
Singhkonst. Musica.
De ſtaert was als een Draeck gedreyt,
Alwaer ’t venijn ſich onder ſpreyt.

Apollodorus van gelijcken, beſchrijft die, en ſeyt noch meerder, dat zijne rughayren alteſaemen kleyne Slangen waeren. Dante ſeyt aldus:

De Helhond Cerberus ſeer fel,
Met zijn drie koppen blafte ſnel,
En ſchrickt de zielen, door ’t geſicht:
Door ’t flonckren van zijn vuyrigh licht.
Zijn baerd was ſeer bemorſt en ſwart,
De buyck was wijd, de klauwen hart,
En weckt de Geeſten ſeer verſteurt,
Die hy ellendigh ſchockt en ſcheurt.


Musica. Singhkonst.


EEn Ionge Dochter, ſittende op een blauwe Hemelſche kloot, met een penne in de hand, houdende de oogen op een Muſijcboeck geveſt, ſittende op een aenbeeld, met een ſchaele aen de voeten, waer onder eenige yſere haemers zijn.

Datſe ſit, is, om dat de Muſijck een ſonderlinge ruſte voor een bekommert gemoed is.

De kloot ontdeckt, dat al het overeenſtemmigh geluyt van ’t klinckende Muſijck, ſich ruſt en grondveſt in de overeenſtemminge der Hemelen: gelijck dieſelve van de Pithagoriſten bekent is: Welcke overeenſtemminge ons, als noch, door haere kenniſſe, is mede gedeelt, en daerom leenen wy onſe ooren gewilligh totte Muſicale gelijckſtemmigheyt. En is het gevoelen van veele oude Heydenen, datmen ſonder Muſicale gelijckſtemmigheit niet koſt hebben de volkomentheyt van ’t licht, om de gelijckſtemmigheyt van de ziele en overeenkominge van de Deughd, te vinden, gelijck de Griecken van de Deughd ſpreecken.

Daerom ſchrijven de Poëten, die daer geweeſt zijn geloofwaerdige Boeckhouders van de waerachtige Philoſophie, dat de Cureti en Coribandi, als zy Jupiter, die noch een kind was, wegh genomen hadden, om de wreedheyt van zijnen Vader Saturnus te ontgaen, ſoo brachten zy hem in ’t eyland van Candien, om aldaer gevoet en opgebracht te werden, en door de ſtraete gaende, ſpeelden zy altijd op Cimbalen en andere kopere Inſtrumenten: uytleggende, ſtichtlijcker wijſe, by Jupiter de goeddaedigheyt en verkregen wijsheyt, diewelcke in ons niet kan waſſen noch toenemen, ſonder behulp van de Muſicale Harmonie in alle dingen, diewelcke de ziele rontom beſet hebbende, ſoo konnen zy niet doordringen, om dat ons verſtand weſentlijcke genegentheden heeft, die tegen de Deughd ſtrijdigh zijn: die als Vaders zijn, om dat de neygingen totte ſonde, eerder in ons zijn, als de daeden, dieder loflijck en deughdlijck zijn.

Dat Jupiter geſont uyte handen van Saturnus gekomen is, bediet, dat dit het deel van de onverderflijcke Hemel is, waer tegens de tijd, die een opſlocker van alle Elementen, en een verſlinder van alle dingen is, die in toegemaeckte ſtoffe beſtaen, zijn kracht niet kan in ’t werck ſtellen.

Daer zijn eenige uyte Heydenen geweeſt, die daer ſeyden, dat de Goden van de getallen en van de ſoete Harmonie van de Muſijck, gemaeckt waren, even als de Menſchen met lijf en met ziele. En daerom hoorden zy in alle offerhanden ſeer gaerne de Muſijck en de ſoetigheyt van de ſtemme. En van alle deſe dingen geeft de beeldniſſe, een bewijs en aenduydinge, datſe ſit en boven den Hemel wort opgehouden.

Het Muſijck-boeck leert den waerachtigen regel, hoemen den ſoeten toon, op allerleye maniere, een ander kan mede deelen, en dat door de oogen.

De ſchaelen bedieden datmen de essenheyt van de ſtemmen moet ſoecken, door ’t oordeel van de ooren, niet anders als in het gewicht, door het oordeel van de andere ſinnen.

Het aenbeeld worter geſtelt, om datmen ſchrijft en gelooft, dat deſe konſt daer uyt haer oorſprongh ſoude gehadt hebben. En wort geſeyt dat Avicenna, door dit middel, totte kenniſſe gekomen is, en begaf ſich alſo tot het ſchrijven van de overeenkominge en van de maete van de Muſicale toonen en ſtemmen: en is duſdaenigh luchtigh cieraet in de geſelſchappen en in de gemeene ommegangh der Menſchen, aengewaſſen.


Musica.


EEn Vrouwe die in beyde handen de Liere van Apollo houd, hebbende aen haere

voeten