Pagina:Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants Cesare Ripa 1644.djvu/471

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 
449
Sachtmoedigheyt. Mansuetudine.


Daer worden twee kinderkens voor hare voeten geſtelt, aen de welcke zy een brood uytdeelt, om de barmhertigheyt uyt te drucken, want Saligh zijn de Barmhertige, weſende deſe ſaligh, die met Godvruchtigheyt, de arme ellendige perſoonen, uyt zijne goederen, te hulpe komt, gelijck Iſaias ſeght cap. 2, breeckt den hongerigen u brood. Met een Olijftack wortſe gemaelt, om de vreede, geruſtheyt, en oprechtigheyt van ’t hert uyt te drucken, waer over geſeyt wort, Saligh zijn de Vreedſaeme, om te kennen te geven, datmen om ſaligh te weſen deſe driederleye vreede en geeſtlijcke geruſtheyt moet hebben, te weeten de Hemelſche met God, de inwendige met zijne Conſcientie, de uytwendige met zijn evennaeſten, gelijck ’t ſelve nae ’t boeck der Wijsheyt, wort uytgedruckt: Vreede, den verkorenen Godes. Zy wordt met veel gequetſte, vertreedene, gedoode, en qualijck mishandelde kinderkens vertoont, om de onrechtvaerdige vervolgingen der Tyrannen, en der wrevelmoedige vianden uyt te beelden. Daerom worter geſeyt, Saligh zijnſe die vervolginge lijden: ’t welck bediet, dat die ſaligh wil worden, ſich moet tot Lijdſaemheyt ſchicken, en ſwack en onvermogen zijn om ſich te wreecken, ſchoon hy daer toe gelegentheyt hadde, vaerdigh om alle ſmaet en leet te vergeven, gedenckende dat de vervolginge tot zijnen beſten dient, tot oefninge der deughde: Daerom ſeyt de Heere Chriſtus, in de kibbelinge tuſſchen zijne diſcipulen, ten zy ghy wort als kinderkens ſoo kondy in ’t Rijcke Godes niet komen. De twee Palmen die kruyslinghs in een gevlochten zijn, en in een krans gebonden, die van Lelien, Mirthen en Rooſen boven haer hoofd, voor een wapen, geſtrengelt is, bedieden de drie Godlijcke deughden, als Geloof, Hoop en Liefde: ’t Geloof by de Lely, de Hoope by de Mirth, de Rooſe by de Liefde, ſonder welcke deughden, niemand immermeer ſal ſaligh weſen. En dit zy hier van, voor dees tijd, genoegh.


Mansuetudine. Sachtmoedigheyt.

EEn Vrouwe met Olijftacken gekroont, hebbende ter ſijden eenen Oliphant, waer op zy met de rechter hand leunt.

Sachtmoedigheyt is nae de ſtellinge van Ariſtoteles een middelmaetigheyt, diewelcke met een ſeeckere reeden bepaelt is, ontrent de ontſtelteniſſe van de Gramſchap, voornaemlijck om die te vlieden, en oock ſomtijts te volgen, in die dingen, en met die perſoonen, hoedaenigh, wanneer, en waer het betaemlijck is, en dat uyt Liefde van een deughdlijck en vreedſaem leven.

De Elephant is by de oude Egyptenaeren hier van een afbeeldſel, om dat hy, uyter natuyre, niet wil ſtrijden, noch met kleynder noch met grooter Dieren, dan hy is, ten zy dat hy dapper geterght zy: Oock als hy in ’t midden van een kudde ſchaepen raeckt, die hem gemoeten, ſoo ſal hy ter ſijden af ſlaen, op dat hy die niet onverhoets ſoude beſchadigen: Iae hy heeft oock ſoodaenigen gewoonte by dekleynder Dieren, dat wanneer hy geſtoort is, ſoo wort hy door haere tegenwoordigheyt wederom verſacht en geſtilt. Boven dat verhaelt oock Plutarchus, dat ſoo wanneer een wandelaer in de Woeſtijne zijnen wegh heeft gemiſt, en de Elephant hem ontmoet, ſoo toont hy hem die niet alleen ſachtmoedigh, maer hy ſal oock den verdoolden wandelaer weder op den rechten wegh brengen.

De Olijf is een beeld van vreede en ſachtmoedigheyt, en daerom wilden de oude Priesters in ’t begin, dat alle de beelden van hare Goden ſouden van Olijfboomen hout gemaeckt worden: ’t ſelve uytleggende dat God een mild gever was van zijne weldaeden aen den Menſchen, willende met goedigheyt en ſachtmoedigheyt alle haere miſdaeden vergeven, en haer den overvloed aller goederen ſchencken. En ’t blijckt aen dit ſchoon Hierogliphiſch beeld, dat de Goden toelieten, gelijck Herodotus verhaelt, wanneer zy van de Spedauricenſen wierden gebeden, dat zy doch de onvruchtbaerheyt van haer land, wilden wegh nemen, dat zy tot antwoord kregen, dat die genaede haer ſoude gewerden, ſoo zy de beelden van Damia en Aurelia maeckten van Olijfboomen hout. En het ſchijnt dat hier door, en tot dien eynde, tot ſekere tijd by de Mileſii een block van Olijfhout brande, ſonder hulp van ander vier, daer by te hebben.

Oock ſeytmen, voor een wonder, dat de Oly ſoodanige kracht heeft tegens de ongeſtuymigheden der Zee, dat dieſelve, daer in geſtort zijnde, het onweer doet ſtillen. Doch dit laeten wy elck gelooven, die wil.

L l l Con-