Naar inhoud springen

Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/102

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

94

gesteld met de bedienden-quaestie? Wie zijn bereid om bedienden te wezen in een staat waar iedereen maatschappelijk gelijk is? Bij ons was het al moeilijk hen te krijgen, zelfs toen er weinig aanspraak op gelijkheid werd gemaakt."

—"Juist omdat wij allen maatschappelijk gelijk zijn, en deze gelijkheid door niets wordt in gevaar gebracht, en omdat het dienen eervol is in een samenleving met het beginsel dat allen bij beurten aan de anderen zullen ondergeschikt zijn, zouden wij zonder eenige moeite een stel huisbedienden hebben kunnen krijgen zoo voortreffelijk als gij ooit gedroomd hebt, indien wij ze noodig hadden. Maar, wij hebben ze niet noodig."

—"Wie doet dan het huis-werk?" vroeg ik aan Mevrouw Leete.

—"Er is geen huiswerk," hernam zij. "Het wasschen gebeurt in openbare inrichtingen tegen een uiterst laag tarief, en het koken in openbare keukens. Het maken en herstellen van al wat wij dragen geschiedt buitenshuis in openbare winkels. Natuurlijk hebben wij electriciteit in plaats van vuur en licht. Wij nemen geen grootere huizen dan wij noodig hebben, en ze worden zoo gemeubeld dat ze met zeer weinig moeite in orde te houden zijn. Wij hebben dus geen dienstboden noodig."

—"De omstandigheid," voegde Dr. Leete er bij, "de omstandigheid dat gij in de behoeftige klasse een onbeperkten voorraad slaven bezat dien gij allerlei verderfelijken en onaangenamen arbeid kondet opleggen, maakte u onverschillig voor middelen om zulken arbeid overbodig te maken. Maar thans, nu wij allen bij beurten datgene moeten verrichten wat voor de maatschappij gedaan wordt, heeft elk lid van de natie hetzelfde en een persoonlijk belang bij zulke middelen. Daaruit is voortgesproten een