Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/143

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

135

de kamerdeur open waar ik haar getroffen had op de wijze die ik heb beschreven.

—"O," zeide zij met een lieve en schalksche uitdrukking in haar stem, "u dacht ongemerkt naar buiten te komen om weer een van die ochtendwandelingen te maken die u zoo goed bekomen. Maar u ziet dat ik dezen keer vroeg ben opgestaan. Ik heb u aardig gesnapt."

—"U verkleint het effect van uw eigen geneesmiddel," antwoordde ik, "door te denken dat zulk een uitstapje nu ook nog kwade gevolgen zou hebben."

—"Ik ben blijde dat te hooren," zeide zij. "Ik was bezig met bloemen te schikken voor de ontbijttafel en ik meende dat er iets van een vluchteling was in uw stap op de trap."

—"U doet mij onrecht," hervatte ik, "ik was niet van plan om uit te gaan."

Ondanks hare poging om mij te doen gelooven dat onze ontmoeting geheel toevallig was, had ik toen een flauw vermoeden, wat ik naderhand vernam de waarheid geweest te zijn, namelijk dat dit lieve meisje haar rol van mijne beschermster zoo ver gedreven had, dat zij de laatste twee of drie ochtenden buitengewoon vroeg was opgestaan, om te waken tegen de mogelijkheid dat ik weer alleen aan het dwalen ging en ik weer zou worden zooals den eersten keer. Ik kreeg verlof om haar te helpen met de bloemen en volgde haar in het vertrek waar zij uit was gekomen.

—"Zijt gij zeker," vroeg zij, "dat die verschrikkelijke gevoelens van dien ochtend geheel achter den rug zijn?"

—"Ik kan niet ontkennen dat ik soms zeer zonderling te moede ben," antwoordde ik, "oogenblikken waarin ik niet goed weet wie ik ben. Het zou onnatuurlijk zijn