Pagina:In Het Jaar 2000 (Bellamy1890).djvu/171

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

163

—"Maar als zij geen macht hebben over de werkkrachten van hun menschen en geen middelen om ze te huren, hoe kunnen zij dan iets doen?"'

—"Elke gemeente heeft het recht om voor haar eigen openbare werken een zeker aandeel in den algemeenen arbeid van de ingezetenen te behouden. Dit krediet kan zij gebruiken zooals zij wil."

 


 

HOOFDSTUK XX.

 

 

Dien middag vroeg Edith mij terloops of ik de onderaardsche kamer reeds bezocht had waarin ik gevonden was.

—"Nog niet," antwoordde ik; "oprecht gesproken ben ik er tot dusver voor teruggedeinsd, uit vrees dat het bezoek oude herinneringen zou opwekken nog te sterk voor mijn kalmte."

—"O, ja!" sprak zij, "ik kan mij begrijpen dat het beter was er nog niet heen te gaan. Ik had dat moeten bedenken."

—"Neen," hernam ik, "ik ben blijde dat u er over spreekt. Het gevaar, als er ooit sprake van geweest is, heeft alleen maar de eerste paar dagen geduurd. Hoofdzakelijk door u, sta ik nu zoo vast op deze nieuwe aarde, dat, als u mede wilt gaan om de spoken te verjagen, ik wezenlijk heel graag vanmiddag de kamer eens zou gaan zien."

Edith aarzelde een oogenblik, maar toen zij zag dat ik het meende, stemde zij toe. De aarden wal die opgeworpen was door de uitgraving, was zichtbaar door de boomen en enkele schreden brachten ons op de plek. Alles was